Hans een jongen van goud

Een levensverhaal over mijn familie, en in het bijzonder over mijn broer Hans.

Mijn broer Hans maakte in zijn leven mee, wat wij niemand gunnen.

Hij is dikwijls in mijn gedachte, en ik heb diep respect voor hem.

Helaas is hij niet oud mogen geworden.

Wilt u reageren naar aanleiding van dit verhaal dan kan dit op info@buitenlustvught.nl.

scrol naar beneden

HANS EEN JONGEN VAN GOUD             februari 2010

 

VOORWOORD

Dit boek is door mij geschreven over het leven en de roeping van mijn broer Hans, waarin hij trachtte de wereld te verbeteren en de minder bedeelden een troost te bieden. Het verhaal geeft een beeld over een moedige jongen uit een arm gezin, die zijn ideaal in Afrika vond maar in een grote nachtmerrie weer thuis arriveerde. Door god verlaten en in verwarring over zichzelf. Hoeveel kan een mens dragen en meemaken. Hem, overkwam het allemaal en toch bleef hij tot zijn laatste dag in zijn ideaal geloven en misschien wel hopen.

HOOFDSTUK 1

De familie

Onze familie woonde in het Brabantse Vught. In een eenvoudige woning, vader, moeder, mijn zus Ineke, broers Hans en Bas, ik zelf Gerard en na 10 jaar ons nakomertje zusje Hanneke.

MIJN VADER PIET

Mijn vader was een hardwerkend man, die als hij in zijn jeugd meer kansen had gehad het ver had kunnen schoppen. Hij had een paar bijzondere eigenschappen. Zo had hij een fotografisch geheugen, waardoor hij de dingen maar een keer hoefde te bekijken om ze feilloos toe te kunnen passen. Dat kwam hem in zijn latere werk als magazijnchef bij PTT goed van pas. Zijn leven ging niet over rozen. In de tweede wereldoorlog was het moeilijk werk te vinden en de kost verdiende hij toen met het vangen van vis, de opbrengst uit de groentetuin en het doen van allerlei losse eenmalige klusjes voor jan en alleman. Direct na de oorlog kon hij aan de slag bij wasserij de Groot in Vught. Hij kreeg een paard en kar en moest bij de klanten was op gaan halen en bezorgen. De verste klanten zaten in Tilburg. Dit was steeds een hele rit, en dan nog wel met een niet al te gemakkelijk paard. Want meneer Jules de Groot hield niet van grootschalig investeren, en had dus ergens een paard opgetrommeld, waar eigenlijk niet mee te ploegen of te eggen was. Maar mijn vader dacht er wel mee overweg te kunnen. Tot hij in Tilburg kwam. Doordat er in de fabrieken van Tilburg veel heet water werd gebruikt, kwam er op koudere dagen altijd stoom uit de rioleringsputten. Het paard werd dan hels. Was bijna niet in bedwang te houden en menigmaal ging hij er met kar en al vandoor. Een wonder dat er nooit ongelukken gebeurden. De kar werd aangepast met onder andere twee inplaats van een ketting op het wiel als rem, maar niets hielp. Het paard was zo woest en sterk, dat hij alsnog als hij het op zijn heupen had de kar dwars door Tilburg sleepte. Mijn vader was het zat, maar ook de gemeente Tilburg. De firma de Groot kreeg een straatverbod om met paard en wagen in Tilburg te vertoeven. Gelukkig zaten de meeste en beste klanten in Tilburg De firma de Groot werd door de gemeente als het ware gedwongen, of te stoppen met de activiteiten of naar een betere oplossing te zoeken. Het werd een vrachtauto. Geluk voor mijn vader hij moest en mocht een rijbewijs gaan halen. Maar waar Jules de auto gevonden had weet ik niet maar het was een nog grotere kat in de zak als het paard. Niet starten een verrotte bodem het waaide binnen bijna even hard als buiten en de deuren zaten met een touw vast gebonden. Maar beter iets als niets en mijn vader vertrok met de schrik in zijn hart naar de klanten. Een enkele keer mochten ook wij mee een hele ervaring want wie reed in die tijd een auto. Tot op een zekere dag het touw van de deur losschoot en er een van ons onder het rijden naar buiten rolde. Mijn vader was hier zo van geschrokken dat het meteen afgelopen was en wij niet meer mee mochten. Er toch nog een vijftal jaren met de auto gereden te hebben was mijn vader het zat. Zoveel en dikwijls panne. De auto maakte zoveel herrie dat je hem in Helvoirt al aan kon horen komen. Jules de Groot zag het einde van zijn wasserij al naderen, want de investeringen in de wasserij waren van het zelfde niveau als het paard en de wagen, hij ging in de nertsen. Want de fok van nertsen was sterk in opkomst en er was volgens zeggen, goud geld mee te verdienen. Eerst deed hij nog een poging deze fokkerij achter in onze grote tuin op te zetten, maar op advies van de huisdokter i.v.m. de stankoverlast die nertsen veroorzaken stemde mijn vader daar niet mee in. Jules wist de wasserij nog te verkopen en kocht een stukje grond achteraf in het bos. Hier zette hij zijn nertsen fokkerij op, en mijn vader verleende hand en spandiensten. Maar zelfs na een half dagje werken op de fokkerij, stonk hij als een otter naar het visvoer waar de nertsen mee gevoed werden. Mijn moeder wist er al snel een eind aan te maken en de periode Jules de Groot werd afgesloten. Onze huisdokter beschermheer van de voetbalclub vroeg of mijn vader de hagen rondom het veld kon knippen. Dat was dus weer een klusje waar jaren niets aan gedaan was. Meters moest er in de breedte en hoogte van af. Beukenhagen en gemene meidoornhagen waren het. Het was dus goed oppassen dat je je niet verwonde aan de doornen. De hele familie hielp mee, zelfs ome Antoon onze oom en huisvriend die werkte als postbode. Weken hebben wij over de klus gedaan mijn vader en oom Antoon snoeien en wij met zijn allen opruimen. Het leuke daarvan was dat alles nog opgestookt mocht worden, en dat werden dus hele kampvuren. Mijn broers en ik vonden dit een leuke klus, van wat het opleverde hadden we geen flouw idee, in die tijd was het gewoon meehelpen en niet zeuren. Na deze klus voor de huisdokter regelde die voor hem een baantje op het landgoed van en bij de familie Piet de Gruyter mede-eigenaar van het gelijknamige kruideniersconcern. Mijn vader werd er tuinman, huisknecht en chauffeur. Hij kreeg bedrijfskleding in de vorm van een tuinpak, een huispak en een chauffeurspak. Het was de bedoeling dat bij iedere werkzaamheid het juiste pak werd gedragen. ‘In de morgen was dit de taak van huisknecht. Dit betekende alle voorkomende werkzaamheden, zoals stofzuigen, stoffen, afwassen, ramen zemen en vooral veel rommel op ruimen. Meneer de Gruyter was een redelijk aardig man maar had in huis niets te vertellen. Hij had een lotje uit de loterij getroffen, een verschrikkelijke onaardige echtgenote, die er lol in had om iedereen haar wil op te leggen en tot het uiterste te tarten. De eerste week bij een nieuwe knecht had ze de gewoonte om haar tafeltje met beeldjes af te laten stoffen. De tafel moest dan afgeruimd worden en alles afgestoft en daarna op exact de zelfde plaats terug gezet. Ze wist dat dit meestal niet lukte en dan kon ze lekker vitten. Maar in mijn vader had ze zich vergist. Hij bekeek de tafel en door zijn fotografisch geheugen zette hij alles weer op zijn plaats terug. Ze stond perplex maar had zich al zo verheugd op de jen partij, dat ze bleef volhouden dat het niet goed stond. Ze gooide wat om en de tafel moest opnieuw. De toon was gezet. Toen de week om was na vele uren meerwerk kreeg hij zijn schamele loon 24 gulden en een traktatie voor thuis. Nu was mijn vader weer verbouwereerd, dit had hij niet verwacht. Wel werd er bij gezegd dat de bussen terug moesten. Thuis gekomen kwamen de bussen trots op tafel de deksels gingen er af en er zat een briefje in. Om nog een heerlijk kopje koffie en thee van te zetten. In de ene bus zat koffiedrats en in de andere theedrats. Wat een teleurstelling. Zelfs ik schaamde mij dat deze mevrouw dit met ons deed. Maar er moest geld op de plank en mijn vader ging toch maar weer aan het werk. Het werd een week vol vernedering en pesterij. Mevrouw ging in de middag paard rijden in het bos rondom de villa. Mijn vader moest er dan met de kruiwagen achteraan om direct de paardenvijgen op te scheppen zodat de paden schoon bleven. Na de rit stond ze dan bij de villa te foeteren waar mijn vader toch bleef, zonder zich te realiseren dat die niet te paard was. Daarna presteerde ze het dan ook nog te zeggen dat er takken in de weg hingen, er niet bij zeggende waar en dan had ze er plezier in dat hij nogmaals te voet de hele rit kon nalopen op te laag hangende takken. En dan moest ze opeens plotsklaps weg, dat zei ze pas als ze zelf helemaal klaar was, dan kon ze weer lekker foeteren dat mijn vader op moest schieten met omkleden, de auto voorrijden en de bagage inladen. De rit begon dan al gestrest. Haar motto was als ik zeg zachtjes rijden dan rijd je zacht en als ik zeg dat ik haast heb rijd je hard. Dus het werd altijd te hard of te zacht en dat tijdens de gehele rit. Gewoonlijk vertrok ze te laat van huis dus ze had altijd haast. Mijn vader die op de eerste plaats netjes en veilig wilde rijden kreeg het voortdurend op zijn nek. Soms ontplofte ze zowat letterlijk in de auto als het niet snel genoeg ging. Tot mijn vader het zat was. Hij drukte de gaspedaal in en reed met over de honderd door den Bosch met gevolg dat ze bij de Gruyter fabriek staande werden gehouden door oom agent. En ook toen al werkte het smoesje van een sluwe vrouw en ze kwam er zonder een verbaaltje vanaf. De toon voor de week was weer gezet. Een enkele keer gingen we mee naar het werk van pap. Maar ook tegen ons was mevrouw niet aardig en vriendelijk. Haar zoontje Josef speelde echter graag met ons, want wij deden simpele en eenvoudige spelletjes in het bos. Ook op het mussen vangen was hij gebrand. Uren zitten met een trektouwtje onder een zeef. Tot zijn moeder er achter kwam. Toen was het afgelopen, ik heb altijd gedacht dat Josef het gewoon niet leuk mocht hebben. Intussen groeide het ongenoegen bij mijn vader, tot op een zaterdag de climax werd bereikt. Op zaterdag stond het maaien en afharken van het gazon rondom de villa op het program. De oprijlaan naast het gazon bestond uit grind, welk grind met enige regelmaat door de auto’s over het gazon werd verspreid. Mijn vader dacht ik hark eerst maar even de stenen van het gazon dat is beter voor de maaier. Mevrouw ziet dat Piet (Zo heette mijn vader) aan het harken was en roept vanuit het raam: Piet wat heb ik gezegd. Grasmaaien mevrouw. Doe dat dan ook! Ja mevrouw maar ik haal eerst de stenen van het gazon. Niets mee te maken,als ik zeg maaien dan maai je. Mijn vader startte de maaier en de stenen vlogen over het dak, maar gemaaid werd er. Na het maaien moest het gazon, van een kleine duizend vierkante meter, afgeharkt worden en het vuil opgeruimd. Nadat hij klaar was ging hij zich omkleden om naar huis te gaan. Op dat moment komt mevrouw de tuin inspecteren en ziet dat er inmiddels al weer wat blad op het gazon ligt van de omringende bomen. Met een bos rondom het gazon kun je nooit blad vrij zijn. Maar hier had mevrouw geen boodschap aan, of dat hij dit maar even wilde herstellen. Voor de zoveelste maal taai neemt mijn vader de hark weer ter hand. Als hij denkt klaar te zijn komt mevrouw met de opmerking dat het natte gras aan de achterzijde niet voldoende gemaaid is. Op dit moment breekt er iets bij mijn vader. Hij start de maaimachine zet hem in de hoogste versnelling en laat hem los. De machine rijdt rakke takke tak het bos in. Wat doe je nu roept mevrouw de Gruyter nijdig uit. Die zie je niet meer terug en mij ook niet. Aju! ik heb er genoeg van, zoek maar een andere gek zei mijn vader. Helemaal over de emmer wit heet kwam hij thuis aan, de huisdokter moest er zelfs aan te pas komen, en hij had alle begrip want ook hij wist hoe deze mevrouw echt was. Om zijn recommandatie bij de familie de Gruyter goed te maken zorgde hij voor een baantje bij drank fabriek Cooymans in den Bosch. Het werk hier beviel mijn vader goed en al spoedig werden mijn broers en ik in de vakanties hier te werk gesteld. Wij hebben er veel en hard gewerkt. Mijn vader zag toen al dat de fabriek niet levensvatbaar was en zag uit naar ander werk. Bij Cooymans vonden ze het doodzonde dat hij weg ging en ondernamen nog diverse pogingen om hem te behouden. Maar het werd PTT-telecom. Hier begon hij als hulp in het magazijn. Al spoedig groeide hij uit naar plaatsvervangend chef en later tot chef magazijn. Mijn vader stond bekend als de ideeën man van het bedrijf. Talloze ideeën van hem belanden in de ideeënbus en bijna allen werden beloond op lokaal en dikwijls ook op landelijk niveau. Het jammere van het werken bij een staatsbedrijf in die tijd was, dat functies gekoppeld waren aan opleiding, en die had hij helaas niet.

MIJN MOEDER RIEK.

Mijn moeder geboren in Amersfoort, diende bij rijke families in Vught. Heel gewoon in die tijd, ze was inwonend en eens in de maand een keer naar huis. En zo kon ze mijn vader ontmoeten in het Vughtse. Al snel na haar trouwen werden in de oorlog de drie oudste kinderen geboren, Ineke Hans en Bas. De oorlog zelf werd overleefd met ruilhandel en haak en breiwerk. Wol werd zelf gesponnen, en de kinderwagen diende als onopvallend vervoermiddel om niet op straat op te vallen. Direct na de oorlog werd ik geboren, en na mijn geboorte ging het mis met de gezondheid van mijn moeder. Ze werd veel bedlegerig, kreeg astma, reuma, darmkanker, hartkwalen, en gal aanvallen. Toch werd 10 jaar na mijn geboorte dochter Hanneke nog geboren. Mijn moeder was hard voor zichzelf en gaf weinig moederliefde en was altijd dwingend, met als stok achter de deur dat als je niet luisterde, je ‘s-avonds een aframmeling door vaders en een vroeg naar bed te wachten stonden. Maar ik moet haar wel meegeven dat ondanks de geldelijke armoede in het gezin zij het toch altijd voor elkaar kreeg ons goed te voeden en netjes aan te kleden. Achteraf denk ik weleens, wat hebben die ouders van ons weinig gehad, hard werken veel ziek en nooit op vakantie of leuke uitstapjes doen. Mijn moeder was dikwijls en veel ziek. Verschillende keren zaten wij ‘'s-avonds aan haar bed te bidden omdat wij dachten dat ze dood ging. Ze werd een zestal keren bediend en steeds krabbelde ze een twee dagen later weer op en zwaaide de septer weer hevig boven het gezin. Want moeders wil was wet. Al haar behandelende artsen vonden het een wonder dat ze toch nog 76 jaar geworden is.

MIJN ZUS INEKE

Mijn zus Ineke was als oudste dochter altijd de klos, veel huishoudelijke taken vielen haar al snel te beurt. Weinig tijd voor sport of spel. Gelukkig kon ze goed leren en kreeg voor haar resultaten een studiebeurs, welke tevens noodzakelijk was om haar naar school te kunnen laten gaan. Want dat was een van de weinige dingen die mijn ouders belangrijk vonden. Een goede opleiding daar hadden ze veel voor over binnen hun geldelijke mogelijkheden. Voor wie studeerde in het gezin was een studiebeurs dan ook een must. Dit betekende hard en langdurig studeren en zorgen dat je boven het gemiddelde lag anders kreeg je geen beurs. Er was altijd een spanning tussen het fijn vinden van de studie en het moeten. Ineke werd later een goede schooljuf en het was door haar salaris, dat er wat ruimte in het gezin kwam. Toen zij trouwde met haar Henk moest ze schooljuf af want een getrouwde schooljuf dat kon in die tijd nog niet. Zij kreeg vier kinderen en overleed op haar 49 veel te vroeg aan opnieuw een hersentumor.

MIJN BROER BAS

Mijn broer Bas was de middelste van het gezin, wellicht de slimste want hij kwam meestal overal onderuit. Hij had chronische oorontstekingen en die kwamen bij tijd en wijle goed van pas. Hij ging voetballen bij de zwaluw met gekregen schoenen met twee maten te groot. Misschien had hij best een goede voetballer kunnen worden, maar helaas de support was er niet. Na de mulo, werd Bas een echt pennenlikkertje op het kantoor van de ziekenfonds vanwaar hij later naar de Godshuizen vertrok om promotie te kunnen maken. Hij trouwde met Maria en ze hebben nu ook 2 jongens en leven een wat grijzig bestaan. MIJN ZUS HANNEKE Mijn zus Hanneke kwam voor mij letterlijk uit de lucht vallen. Op een middag kwam mijn vader thuis en zei dat ik een zusje had en dat het Hanneke heette. Hoe kan dat nou dacht ik. Waar is dat zusje dan! In het ziekenhuis zij mijn vader. Zelfs dat mijn moeder naar het ziekenhuis toe was gegaan heel vroeg in de ochtend, was me ontgaan. Enfin ik moest het “Goede nieuws” op last van mijn vader in de buurt gaan verspreiden. Ik wist niet wat mij overkwam. Bij iedere deur allemaal moeilijke vragen en bij de derde had ik het al helemaal gehad. Hoe het met mijn moeder was! Wat had dat er nou mee te maken als je een zusje kreeg. En zo voor die tijd een heel aantal moeilijke vragen en opmerkingen. In de vakanties en de woensdag middagen, kreeg ik naast het stofzuigen, boodschappen doen en klussen in de groentetuin, de zorg voor Hanneke. Ze ging dan in het stoeltje voor op de fiets een jutte zak achterop en wij gingen dan naar de Vughtse heide dennenappels rapen. Ik mocht pas terug komen als de zak vol zat. Als je dan terug kwam, zo snel mogelijk proberen de volle zak in het houthok te ledigen, anders kon moeders hem controleren en er kon bijna altijd wel wat bij. Dag vrije middag. Opletten op mijn zusje en ondertussen dennenappels rapen. Meestal was je hier wel twee drie uur zoet mee. Achteraf snap ik het wel een beetje de dennenappels waren gratis brandstof voor het enigste potkacheltje wat er in huis was. En er waren vele zakken nodig bij de toen koude winters. Gelukkig werd ome Antoon de lievelingsoom van Hanneke en trok hij er veel met haar op uit. Doch ook hij ontkwam niet aan het dennenappels rapen. Hanneke kon ook goed leren en belande na het behalen van haar vwo-diploma bij de belastingdienst. Zij ontmoette haar Jos waar ze een paardenfokkerij mee begon. Helaas ging dit bedrijf ten gronde en betrok ze met haar twee zoons en man een woning in het dorp. waar ze toen woonde.

IK ZELF GERARD

Ik zelf heb mijn jeugd zeker tot mijn tiende jaar als een beetje mistig ervaren slechts een enkele dingen zijn goed bijgebleven. Het verplicht ieder zondag te voet naar de heide, het knikkeren en tollen met de buurtkinderen, het vogeltjes vangen, de dagelijkse kerktocht en het niet kennen van de opa en oma die zelfs naast ons woonden. Maar vooral het motto moeders wil is wet en je vader duldt geen tegenspraak stond een eigenontplooiing danig in de weg. Maar er gebeurden ook leuke dingen in die tijd. In de hei zochten wij naar eekhoorns, uilen, wielewalen en al wat er zoal leefde in het bos. Onbewust is hier wellicht bij mij de belangstelling voor de natuur ontstaan. Ook gingen wij dikwijls op zaterdagmiddag met zijn allen vissen aan het drongelens kanaal samen met oom Antoon. Bepakt en bezakt op de fiets dwars door losse zandpaadjes in de hei naar het kanaal. En dan moest je goed stil zitten want viel de fiets op de slechte paadjes om dan vielen er klappen want het lag altijd aan ons. Dus het was al spanning voor dat wij aan het vissen waren. Mijn vader was heel fanatiek in het vissen, dus het was het beste om maar een eindje uit de buurt te blijven en we zaten dan dikwijls rondom ome Antoon, tot het moment dat zijn en onze snoeren in de war zaten en dan maar snel maken dat je uit de buurt kwam. Gelukkig gaf de dijk met zijn achterliggende bebossing een mogelijkheid aan spelletjes. Het vissen had ook een nut, alle gevangen vissen werden ‘-avonds als avondmaaltijd gebakken. Ook deden wij allemaal veel vogeltjes vangen. Vooral mussen en spreeuwen om te bakken en vinken en andere “mooie” vogeltjes voor de verkoop. Bij een van mijn kerktochten naar de verplichte ochtend mis, vond ik in de gracht rondom de kerk een prachtig eendenei, tenminste dat dacht ik op dat moment. Ik nam het mee om het ‘s-avonds onder de kip te leggen,om het te laten uit broeden. Maar in de kerk gekomen, stootte ik het ei welke in de zak van mijn jasje zat, stuk tegen de bank. en oh, oh, wat een stank brak er toen los. Het ei was kei bedorven, het was niet om te harden. De pastoor op het altaar begreep niet wat er aan de hand was, zo ongeveer op de middelste rij van de kerk en zijn directe omgeving. begon iedereen op te schuiven. Ik moest zelfs de kerk verlaten wat een afgang. Het jasje wat toch al oud was kon meteen weg. De stank ging er niet meer uit het koste weer heel wat zweetdruppeltjes en klappen. Een ander bijzonder moment maar wat ook raar was, was dat ik ‘s-morgens bij het poortje aan de straat stond te kijken en allemaal mannen in zwarte pakken naar de buren zag lopen. Op een gegeven moment liep mijn vader er ook naar toe, ik vroeg wat is er aan de hand. Oma is dood. Verrek dacht ik, had ik een oma, daar wist ik niets van, en nou is ze nog dood ook, heel raar wat had ik gemist! Maar er werd niets uitgelegd of verteld. De begrafenis stoet vertrok en dat was al wat ik er van mee kreeg. Al op hele jonge leeftijd ik denk dat ik een jaar of acht was, ging ik in de schaarse “vrije tijd” tuintjes doen voor 30 cent per uur. Dat ging goed ik had het schijnbaar in me en ik verdiende al gauw 1,50 per week bij. Maar nog sneller als ik ze verdiend had, had mijn moeder mijn bron van inkomsten door en werd het inleveren en wel het hele bedrag. Een moeizame discussie leverde uiteindelijk een wekelijkse traktement op van 10 cent meteen voor alle kinderen. Ik dacht nog, zo kan ik het ook. Ook ik mocht na de mulo naar de pabo. Ik ging liever naar de landbouwhogeschool in Velp maar dit mocht niet, te kostbaar en vooral geen boeren in de familie, want zo werd deze opleiding bekeken. Door daags voor de eerste schooldag te zeggen ik ga niet naar de pabo, werd ik met een kruiwagen direct te werk gesteld bij PTTtelecom op de afdeling personeelszaken. In die tijd ontmoete ik mijn vrouw Anny waar ik ook twee zoons mee kreeg. Na een enerverende carrière bij PTT-telecom verliet ik na 23 jaar het bedrijf als hoofd interne dienst, en besloot een eigen tuincentrum op te richten. Tot op heden doe ik dit samen met mijn vrouw met veel plezier. MIJN BROER HANS Mijn broer Hans geboren 13 augustus 1943, was een heel rustige jongen die erg op zichzelf gericht was. Wij noemde hem “gielis knijp”, omdat hij nooit iets kon missen en altijd in onze waarneming alles vanaf een afstandje bekeek om zeker niet te behoeven verliezen. Zijn knikkers bewaarde hij in een doos die hij verplaatste van de ene geheime plek naar de andere. Tot hij hem op een gegeven moment verstopte in de afvoerpijp van het keukenwater. Niet in de gaten hebbende dat er wel eens afwaswater door kon komen, belande al zijn knikkers in de afvoerput. Wij hebben er stiekem veel om gelachen. Hij deed ook alles alleen en zelden met ons samen. Hans moest veelal als oudste broer mijn vader meehelpen bij de dieren en de groentetuin. En misschien was het ook wel dat, het eerste hulpje te zijn van je vader, dat hem als het ware verhief boven ons. Ik hoorde mijn vader ook nooit op hem mopperen. Daarnaast moest Hans voor de houtvoorraad zorgen, dit betekende voor hem veel zagen en kloven, en zorgen dat begin september het houthok vol lag. Op een van onze zondagse uitstapjes naar het bos klom Hans in een boom naar een eekhoornnest, want dat klimmen kon hij goed. Maar het noodlot sloeg toe en Hans viel boven uit een boom van misschien wel tien meter naar beneden. Een tak onderweg brak enigszins zijn val. Hij lag daar roerloos op de grond wij dachten allemaal hij is dood. Lichtelijke paniek. Mijn vader zag de bui thuis al hangen. Maar gelukkig na een minuut of vijf, kwam Hans weer tot leven en wonder boven wonder konden we na een tijdje weer te voet naar huis. Hans had er ogenschijnlijk niets aan overgehouden. Later bleek dat er naar mijn mening wel wat was gebeurd, Hans kreeg een ander karakter, hij was niet meer de ‘Gielis knijp” van vroeger hij werd milder en bezorgder. En in dat zelfde jaar zei hij ik wil missionaris worden. Nou dat was schrikken, want het was een dure opleiding en zou je dat nu wel doen. Maar niets hield hem meer tegen. Zijn verhaal leest u verder in het boek.

HOOFDSTUK 2

De opleiding van Hans

Na de val uit de boom in het bos veranderde Hans, wij zagen het gebeuren zonder er bij stil te staan dat wellicht die val de oorzaak was. Maar het keerde hem vooral ten goede. Een opeens op een avond onder het eten zij Hans: Ik wil missionaris worden. Hij wilde bij de missionarissen van scheut, want die werkten in Afrika. En hier begon een moeizame weg. Mijn ouders hadden onvoldoende geld voor de opleiding en vonden het eigenlijk ook maar niks. Maar Hans moest en zou pater worden, iets wat ook wij toen niet begrepen maar uiteindelijk wel bewondering voor hadden. Na intensieve gesprekken met de paters kon Hans op de goedkopere broederopleiding, omdat voor ons gezin de paters opleiding financieel te belastend was. Met Hans werd afgesproken dat als hij de broederopleiding wilde hij op vrije dagen en vakanties zou gaan werken om de opleiding te kunnen bekostigen. En Hans werkte kei hard, wij keken er met bewondering naar. Normaal zat hij op het internaat en moest hard studeren om het broederschap te kunnen behalen, en ook hier weer de druk van thuis uit om goede resultaten te halen voor de studiebeurs die ook hij kreeg. En dan waren er de vakanties, de grote vakantie werd ingekort tot een week en de rest was werken werken en nog eens werken. Wij broers en zussen hadden er dikwijls medelijden mee. Maar Hans bleef positief en had het er voor over, deze lichamelijke kwelling. Want de baantjes waren niet afgestemd op leeftijd of lichamelijke belasting. Als er maar voldoende geld in het laatje kwam voor de studie. Zo werkte hij enige jaren in een steenfabriek, de hele week van huis. Als hij dan in het weekend thuis kwam met zijn handen stuk en vol blaren, smeekte hij haast om na het weekend niet meer terug te hoeven. Maar vooral mijn moeder was onverbiddelijk, de zondagavond was dan ook een verdrietig moment, als het weer zover was en Hans moest vertrekken richting steenfabriek. De laatste week van de vakantie was voor hem, dan hoefde hij niets. Ja dat snapte ik later ook wel, hij was dan total los en had deze week hard nodig om te herstellen en er weer fris uit te zien voor de paters in het internaat. Dit ging zo jaar in jaar uit. En ieder jaar weer kwamen de paters thuis praten over Hans zijn vorderingen en vooral om te kijken of de financiële bijdrage inmiddels niet verhoogd kon worden. Wij voelden als kind al dat dit niet deugde. Wat een rare wereld moest het bij de paters wel niet zijn. Bezorgd zijn om de zieltjes in Afrika en hier de boel proberen uit te kleden. De paters waren zo’n beetje in die tijd de schrik van het gezin. Zouden we kunnen blijven voldoen aan de eisen van de paters die de opleiding van Hans met zich mee bracht. Aan de ene kant was het een “Eer” dat je zoon pater werd en aan de andere kant de belasting wat de opleiding met zich meebracht aan opofferingen voor het gezin. Hans groeide in deze tijd uit tot een knappe jongen voor zijn leeftijd, en dit resulteerde in een grote aandacht voor hem van de meisjes uit de buurt. Wij waren er als jongere broers dikwijls jaloers op. De meisjes kwamen als bijen op een pot honing op hem af. Maar Hans weerde alles vriendelijk van hem af als het te close werd. zijn missie stond voor hem voorop. Dikwijls dacht ik in die tijd, gelukkig ga ik nog niet naar zo een school en kan ik mooi een beetje mijn eigen gangetje gaan. Want ook al moest er veel, er was ook tijd voor eigen spel. Meestal bestond dit uit onderzoek in de natuur of een balletje trappen. In de knikker tijd knikkeren afgewisseld met hoepelen en tollen. Wij waren daar eigenlijk best tevreden mee. Het was achteraf meer gezien, het niet optimaal kunnen ontplooien van jezelf in de niet schoolse activiteiten. Het spel in de natuur bestond uit het zoeken en tellen van vogelnestjes, het bekijken van de eieren en het voelen of er al jongen in het nest zaten. Het vangen van meikevers, salamanders, eksters en kouwen. De eksters en kouwen werden geprobeerd tam te maken en ze heten dan altijd tjen. Zelden kwam er een de winter door wat dat was wisten we ook niet maar ondanks dat ze niks te kort kwamen gebeurde er iets waardoor ze overleden. De meikevers kregen een heel uitwisseling proces, want bijna alle kinderen uit de buurt zochten er naar. En net als de voetbal plaatjes nu, hadden alle meikevers een eigen benaming die we aan elkaar wijsmaakten. Zo had je een bakkertje, een koningin en een koning en het werkvolk, deze laatste waren voor het ruilen niet interessant. Vanaf half april kwamen de meikevers dan uit de grond op vaste plaatsen die iedereen wist. Het was zaak er zo vroeg mogelijk bij te zijn, om de eerste te vinden of de besten. Zo rond half mei had de hele buurt dan een glazen weckpot vol met meikevers. De grootste helft was dan al met elkaar aan het paren. Ze zaten dan met de achterlijven aan elkaar vast. Dit was voor ons het moment de hele pot ergens in een haag te dumpen.

HOOFDSTUK 3

De professie

Na zijn algemene en geestelijke opleiding bij de paters in Vught, ging Hans naar de broederopleiding in het plaatsje de Lutte in de achterhoek. Naast de broederopleiding en het gebed ging hij naar de universiteit van twente en kreeg daar een opleiding bouwkunde. Op zijn tenen doorliep hij deze opleiding en dikwijls werd hij ook door de paters ontmoedigd om het te blijven volhouden. Het was een hele zware studie voor hem, daarbij veel kloosterwerk en in de vakanties bij ons hard werken. Hans groeide uit tot een volwassen pater, en er hing een aura om hem heen, als om het maar eens te zeggen, welke je op een plaatje van een heilige getekend ziet. Het gekke voor mij was, dat ondanks alles, de meisjes enthousiast voor hem bleven en hij er wonderbaarlijk geen behoefte aan had. Het slagen op de universiteit was een hele overwinning voor hem, hij was boven zichzelf uitgestegen, of had hij misschien een beetje hulp gehad! Hans kwam naar huis en genoot van zijn vakantie want voor het eerst koste de opleiding niets meer en was de noodzaak voor het harde werk met de dito inkomsten niet meer nodig. Omdat hij al een klein beetje pater was, mocht hij bij mijn tantes die kloosterlinge in wassenaar waren, een tijdje op vakantie komen. Hij moest wel op de fiets want de trein was te duur. Maar na een dag fietsen lukte dat wel. Hij werd ontzettend gastvrij in het klooster van mijn tantes ontvangen, want die wisten uiteraard veel van de voorgeschiedenis. Ze gingen met hem naar allerlei attracties in de omgeving en gaven hem een vorstelijke verzorging. Tijdens deze vakantie ging Hans ook naar de zee die vlak bij lag. Op het strand van de Wassenaarseslag was het goed toeven. Maar weer al die meiden, het was of god hem op de proef wilde stellen. Maar buiten wat leuke contacten was Hans door de meiden niet te vermurwen. Deze meisjes raakte wel zo hotel de botel van hem dat ze met gedrieën hem op de fiets helemaal naar huis brachten toen de vakantie om was. Ze hebben zelfs een nachtje bij ons moeten overnachten om weer terug te kunnen. Dat overnachten op zich was al een hele consternatie bij ons thuis. Ze waren zoiets niet gewend en konden er ook niet goed mee omgaan. Tijdens het avondeten werd er wel van alles gevraagd, maar zelfs ik kreeg er geen hoogte van wie nou gek was op wie. Ik denk dat ze alle drie verliefd waren. En om alles maar niet ingewikkelder te maken als dan het al was, moesten ze maar vroeg naar bed, want morgen stond er weer een lange rit voor de boeg. De volgende ochtend, na een stevig ontbijt en wat boterhammen voor onderweg, werd het stel al vroeg weer op de fiets gezet om naar huis te vertrekken. Wij hebben er ook nooit niks meer van gehoord, want telefoon hadden we toen nog niet en ik denk dat bij thuiskomst in Wassenaar de liefde wel erg bekoeld zal zijn geweest, en dan denk ik er nog niet eens aan, hoe de reacties van die ouders zijn geweest op het een nacht weg blijven van die mooie dochters, want knap waren ze stuk voor stuk.

Hoofdstuk 4

De professiedag

 

Op 22 augustus 1964 volgde de professie. Dit is het inzegenen in de orde van de missionarissen van Scheut. De gehele familie was uitgenodigd om het te komen meemaken. De inzegening vond plaats in een klooster van de missionarissen in Nijmegen. Wij werden gastvrij ontvangen. Na het bezichtigen van het klooster en koffie met gebak, begaven wij ons naar de kloosterkapel waar de ceremonie plaats zou vinden. Het was indrukwekkend hoe deze middag verliep en heel gek ik dacht steeds onder ritueel, en nu Hans ben je alles kwijt. Gelofte van armoede, vrij vertaald alles is voor de paters. Gelofte van ik zal niet dit en niet dat. Er bleef in mijn belevingswereld niets over, gaf hij zich nu aan god of aan de paters. Ik vond het ook allemaal zo gladjes. Maar Hans straalde alsof er nog meer licht om hem heen was. Hij was omtrent zijn gelofte ook niet te benaderen, het was voor hem goed. Hij zag geen belemmering of onvolkomenheid. Onze bewondering voor Hans groeide en groeide, hij had het toch maar geflikt, onder en met de omstandigheden in zijn opleiding dit uiteindelijk te bereiken, was groots. Het werd een feestelijke dag, een eervolle dag voor mijn ouders, tenminste zo werd het door de paters vertaald en een zegen voor de familie. Nou dat kwartje viel ook snel. De paters hadden z.g. missiebusjes met van die knikkopjes. De hele familie kreeg er mee om bij de plaatselijke middenstand op de toonbank te zetten. De tekst “Voor de missie van broeder Hans van Run missionaris van Scheut” moest het potje vol zien te krijgen. De paters ruilden dan zelf de missiebusjes weer om, van de opbrengst hebben wij nooit iets vernomen. Hans mocht nu officieel in pij rondlopen, je zag hem stralen. Hij dacht nu kan ik eindelijk aan mijn doel beginnen. Maar eerst moest hij nog ingewijd worden in het vak van missionaris. Vreemd, maar later in de tijd werd alles duidelijk. HOOFDSTUK 4 Het vertrek Hans vertrok twee dagen later naar Kortrijk in België. Dat was toen al ver weg. Wij hadden het gevoel dat hij al voorgoed weg ging. In Kortrijk werd Hans ingewijd in de taak van het missionaris schap. Ik denk dat hij toen nog steeds niet besefte waar hij voorstond. De missie bij de congregatie ging naar verschillende landen. Hans werd voorbestemd voor de Congo. Een zeer onbestendig land in de zestiger jaren. Hele stammenoorlogen werden er gevoerd om de rijkdommen van het land en zodoende was er een slechte stabiliteit. Na een paar maanden kwam er bericht van Hans dat hij ging vertrekken en hij nog eenmaal langs kwam om afscheid te nemen. De paters organiseerden met de pastoor een afscheidsmis speciaal voor Hans. Tijdens de dienst sprak een missionaris die net terug was uit de missie en ook Hans mocht de aanwezigen in de kerk vertellen over zijn missie. Hierna volgde een speciale collecte voor het goede doel wat Hans ging verrichten. Die bracht goed op want de kerk zat vol. Ook over de opbrengst hier van, hebben wij niets meer vernomen. Buiten de collecte werd er bij vrienden en kennissen geld en goederen ingezameld, welke Hans mede zou kunnen nemen naar het verre missieland. Het afscheid gebeurde bij ons thuis, iedereen kwam en ik weet nog, ik was er een beetje stil van. Mijn broer met al zijn getoonde doorzettingskracht, ging de wereld van de mensen in Congo veranderen. Geweldig, om trots op te zijn, en dat waren we ook, trots op en blij voor hem, dat hij na al die jaren van inspanning zijn doel bereikte. In de middag reed een auto met twee paters voor, die Hans op kwamen halen om mee terug te nemen naar Kortrijk. Er heerste geen verdriet, maar een soort van blijdschap dat hij eindelijk kon gaan. Wij zouden veel schrijven en om de vijf jaar zou hij terug keren voor een korte vakantie. Dit laatste is er nooit van gekomen. Weer een paar dagen later op 16 november 1967, vertrok Hans vanuit het vliegveld in Brussel naar het voor hem nog onbekende Congo. Hij werd gestationeerd in het plaatsje Kananga. Zonder het te weten begon op dit moment voor hem een zware kruistocht. Hij werd groots ontvangen bij de in Congo al aanwezige paters. In deze eerste dagen was alles mooi en nieuw, en vielen bij Hans de minpunten nauwelijks op. Zijn zending kon beginnen. Hij schreef enthousiast naar huis over de prachtige reis, het landschap en de mooie mensen van Congo. De reis had lang geduurd en ging in een jeep over slechte wegen. Maar ja als je voor de eerste keer in Afrika bent, gaat een wereld voor je open.

HOOFDSTUK 5

Het eerste jaar

Na een hartelijke ontvangst door de paters op de missiepost gaat Hans de volgende dag de omgeving verkennen. Hij wordt al meteen teruggefloten, voor jou en onze veiligheid, mag je alleen met meerderen van de post af. Congo is voor blanken een gevaarlijk land, de meeste zwarten hebben niets en zullen ieder moment dat je biedt hun kans pakken. Alle zwarten die op de missiepost werken zijn heel vriendelijk en gehoorzaam, maar buiten is dat direct anders. Daarom wordt er altijd gereisd met geweer, enerzijds tegen roofdieren, anderzijds tegen opstandigen zwarten. Hans vallen meteen al een aantal dingen op als hij om zich heen kijkt. De meeste zwarten hebben niets en zullen moeten leven van wat de dag hun brengt. Soms brengen dagen hun niets en moeten ze op rooftocht, het is hier leven om te overleven. Voor vrouwen is het hier nog erger, zij hebben geen enkele status en nauwelijks waarde. Ze worden behandeld als een varken. En de paters hebben daar in al die jaren dat ze in Congo waren weinig aan gedaan. Hans dacht zijn we hier dan alleen om zieltjes te winnen voor god, en laten wij de mensen hier verder aan hun lot over! Het grote verschil met de zwarte en de missiepost is, dat er op de post een overvloed is aan voedsel, relatief een goede huisvesting en een goede beveiliging. Buiten hebben de zwarten weinig. Uit die overvloed wil Hans weggeven aan de zwarten, maar dat wordt hem direct verboden. Het argument was, als je daar aan begint krijg je ze allemaal op je dak. Al snel kwam Hans er achter dat alles van enigerlei waarde in het dorpje eigendom was van de missie. Het vraagteken bij Hans wordt langzaam groter. Dit klopte toch niet met zijn missie hier wat te brengen. Er werd weinig gebracht en veel genomen. Innerlijk bloede zijn hart. Hij wilde deze misstanden aan huis rapporteren in een brief. Maar dan komt het gezag van de orde naar boven. De brief werd gecensureerd, er werden geen negatieve dingen naar buiten gebracht. In het begin komt Hans wel over het negatieve heen omdat Congo ook mooie dingen te bieden had, zoals het weer, de natuur, ook hele aardige zwarten en de aard van het werk wat hij steeds met een ploegje zwarten uitvoerde. Maar ja zolang alles goed gaat is er weinig aan de hand en is het leven en laten leven. Al snel merkt hij dat de paters in de Congo het niet zo nauw namen met het celibaat. Onder het mom dat iedereen een warm slaapje moest hebben voor de nacht, had iedere pater een zwartje om zich aan te warmen. In feite hadden deze dames nog geluk, want overdag werkte ze op de post, kregen eten en drinken en een kleine vergoeding voor de familie als ze eens in de maand naar huis gingen. Sommigen zag je dan nooit meer terug waar ze bleven niemand wist het. Al bij al een verwarrende situatie voor een kersverse missionaris. Het onderwerp aansnijden had geen zin, want het missiehoofd duldde geen inspraak, en je kon maar beter geen ruzie met hem hebben. Week na week, maand na maand brokkelde zijn vertrouwen in het missiegebeuren af.

HOOFDSTUK 6

Het eerste ongeluk

Na een jaar begon Hans beter te functioneren en beheerde al flink wat bouwkundige taken in het nabij gelegen dorp. Een van zijn taken was het beheer van het benzineopslag depot. Met een tiental zwarten was hij hier als enige blanke aan het werk. Er gebeurde een vreselijk ongeluk. Plotsklaps ontstond er brand in de opslag, waarschijnlijk doordat een van de zwarte had gerookt. In een mum van tijd ontvlamde de gehele opslag. Alles vloog de lucht in, nauwelijks op tijd had Hans met een aantal zwarten zich uit de voeten kunnen maken voor de grote ontploffing geschiede. Twee zwarten kwamen hierbij om het leven, zij waren achterin en konden niet tijdig meer wegkomen. En toen brak de hel los. Hans kon met de zwarten van de missiepost op tijd vluchten anders was hij waarschijnlijk ter plaatse gelyncht. Gelukkig bereikten ze de missiepost, welke hermetisch afgesloten werd. De dreiging echter werd steeds groter. Hans kreeg van de bevolking de schuld van het kwaad, terwijl hij er niets aan kon doen. Het overkwam hem en het veranderde hem. De onbevangenheid was er af. Hij ervoer nu dat het gedrag van de zwarten in een minuut kon omslaan van aardig naar kwaadaardig. Hij wist niet wat hem overkwam. De sfeer werd rondom de missiepost zo dreigend, dat door de congregatie besloten werd Hans naar een ander deel van Congo te verplaatsen een paar honderd kilometer verder op. De verplaatsing ging per helikopter want vervoer langs de weg zou niet mogelijk zijn. Hans was helemaal van de wap. Hij wilde er over schrijven, maar dit mocht weer niet. Hoe alleen moet hij zich gevoeld hebben. In het zelfde dorp waren ook twee nieuwe missie zusters sinds een maand aan het werk. Ook zij raakten helemaal ontdaan van alles wat er gebeurde. De haat en woede van de zwarte bevolking. Waar kwam die vandaan, ze waren niet voor rede vatbaar. De hele sfeer was beangstigend en wel zo beangstigend, dat zij hebben gevraagd terug te mogen keren naar Nederland, bij hen was het over. Omdat zij Hans toevallig al eens ontmoet hadden wisten zij dat hij uit Vught kwam, en hebben enige tijd later het verhaal aan mijn ouders verteld. Deze begrepen er niets van want de post die kwam was altijd zo positief en van een ongeluk hadden ze niets vernomen. De paters op Sparrendaal maar eens gebeld. Het antwoord op de vraag wat is er gebeurd, was vaag en je kon horen dat ze er moeite mee hadden, maar ze zouden het uitzoeken, en mijn ouders behoefden zich niet ongerust te maken, want als er iets was dan hadden zij het wel geweten. Zodra ze meer wisten zouden ze contact opnemen. Na een week kwam het hoofd van Sparrendaal langs. Hij vertelde tegen mijn moeder dat er inderdaad een ongelukje was geweest, maar dat met Hans alles goed was. Helaas waren er twee zwarten omgekomen, en daarom was het beter Hans over te plaatsen zodat hij het van zich af zou kunnen zetten. Maar het klopte allemaal niet. In de brieven van Hans werd met geen woord over het ongeval gerept, en het hoofd had moeite alles te verdoezelen, zeker toen mijn moeder zei wat ze al te horen had gekregen. De pater voelde zich zeer ongemakkelijk en was snel weer weg. Het gevoel van onbehagen bleef bij mijn moeder, en ze schreef aan Hans wat ze had gehoord. Tevens schreef zij dat als hij naar huis wilde hij dat maar moest laten weten, dan zou dat geregeld worden. Maar er kwamen alleen maar positieve brieven terug, Over het ongeval werd geschreven als ware het een incidentje. Maar alles ging goed. De brieven van Hans die hierna werden geschreven werden met andere ogen bekeken, en steeds meer kwam geleidelijk aan een beangstigend gevoel bij mijn moeder op. In de loop der tijd werden de brieven in aantal minder, het handschrift onduidelijker en de blijde toon verdween uit zijn post.

HOOFDSTUK 7

De invloed van de tam,tam

Hans was inmiddels verplaatst tot ver in de rimboe. Maar de tam-tam achterhaalde hem. De dikwijls vijandige houding van de zwarte bevolking vrat langzaam zijn positieve energie weg. Tot overmaat van ramp werd hij als nieuweling in de zwarte gemeenschap uitverkoren voor een rituele slacht. Dit lag al helemaal niet in zijn aard, maar er was geen ontkomen aan. Er werd zo een grote druk op hem gelegd de handeling te verrichten, dat hij wel moest. Het rituele slachten bestond uit het neerschieten middels een schot tussen de ogen van de koe en het daarna afsnijden van de keel. Hij kreeg er nachtmerries van. Denk je eens in, nog nooit een dier kwaad gedaan en nu moet je hem neerschieten en dan ook nog de keel afsnijden. Dit was zeker voor Hans en menigeen van ons te veel gevraagd. Maar in de bush zijn andere gebruiken en gewoontes. Hier ontmoeten twee werelden elkaar een van overleven en een van het leven willen geven. Maar dan was de dag aangebroken dat. Het “feest” zou beginnen. De koe werd gevangen en nu was het de bedoeling dat broeder Hans in een schot de koe recht tussen de ogen zou vellen. Hans die nog nooit geschoten had en er een grote afkeer van had, richtte zo goed en kwaad als het ging op het dier. Het schot miste zijn doel en er moest een tweede schot door de leider van de zwarten aan te pas komen. Weer sloeg de vriendelijkheid van de bevolking om als een blad aan de boom. En weer moest Hans met de medepaters vluchten naar de missiepost. De dreiging duurde dagen en vrat aan hem van dag tot dag. Hans kreeg angst dromen en tijdens het slaapwandelen wat hij wel vaker deed, liep hij zo het raam uit, en viel naar beneden. Wonder boven wonder brak hij alleen zijn arm. Echter een pijnlijke kwestie, temeer nog doordat er geen adequate hulp aanwezig was op de post, en hij door de dreiging van de zwarten niet naar elders vervoerd kon worden. Zijn arm werd door de medepaters zo goed als kwaad als het kon verzorgd, en het wachten was op aangevraagde hulp van buiten af. Veertien dagen duurde het voordat de hulp arriveerde, Hans zijn arm goed gezet kon worden en hij voor een herstel naar de bewoonde wereld in de stad kon. Het waren helse weken geweest. Weken waarin Hans zich vele malen afvroeg: Waarom! Waarom trof hem dit lot. Het paste niet in zijn nog steeds innerlijk smeulende passie om de zwarte bevolking te helpen met heel zijn ziel en zaligheid. Was hij in een verkeerde film terecht gekomen, was de haat bij de zwarten zover gestegen, dat ieder foutje de blanke heerser zwaar aangerekend werd! Wat zat er fout in dit Congo. Hans bad dikwijls tot God om hem inzicht en sterkte te geven, om zijn missie tot een goed einde te kunnen brengen. Maar er kwamen geen antwoorden. In de stad tijdens zijn herstel bij de bisschop, zag hij een nog grotere contraversie tussen zwart en blank. Het meest trof hem het doen en laten van de zwarte bisschop van dit district. Deze was nog hardvochtiger voor zijn mede gelovigen als de blanke paters. Er heerste een cultuur van overheersing, in plaats van brengen van een liefdevol beter leven. Hans bleef enkele maanden in de bisschoppelijke residentie, en kwam door goede voeding en verzorging weer langzaam tot zichzelf. Hans kwam uit een goede hardwerkende familie die niet snel de kop liet hangen. En zo ook hij niet. Hij bleef er in geloven, dat het beter kon en moest. Maar het leek of de heer een andere bestemming voor hem had. Zijn brieven over twijfels, het melden van ongerechtigheden en over de laatste voorvallen, werden persoonlijk door de bisschop gecensureerd en konden door Hans in een mildere versie opnieuw geschreven worden. Het verzenden liep over de missiepost zodat gecontroleerd kon worden, dat hij zeker geen ongewenste dingen naar buiten kon brengen. In deze dagen kwamen de paters weer eens op bezoek bij mijn ouders. Het was weer de gewoonlijke nonsens over koetjes en kalfjes, en dat bracht steeds meer de vrees bij mijn moeder omhoog dat er iets niet goed was. Ze kreeg er geen vinger achter, het was haar moeder instinct. Het enigste wat wel altijd aan de orde kwam, was het missiebusje, ze moesten het eens vergeten! Na zo een gesprek waarbij wij het idee hadden van wat doe je hier gingen de paters allervriendelijkst weer weg. Het verbaasde mij toen al de ze nooit alleen kwamen altijd met twee of drie. Waren ze te laf voor de waarheid! Niets bleek later nimmer waar.

HOOFDSTUK 8

Het echte missiewerk

Hans werd opnieuw weer verplaatst, ditmaal zo ver en in het geheim, dat de tam-tam hem niet zou achterhalen. In het holst van de nacht vertrok hij. Hij belande op een post ver het oerwoud in, hij kwam te zitten bij pater Jan. Pater Jan was een aardige vent en minstens zo bevlogen als Hans. Ze konden het samen dan ook goed vinden. Ze werkten hard en rechtvaardig. Gaven wat zij konden missen en leiden er een eenvoudig, toch tevreden bestaan. Hans bloeide weer helemaal op. Zijn brieven werden optimistischer, en ook bij mijn moeder keerde de rust weer terug. Op deze missiepost beleefde Hans met pater Jan, het ultieme missionariswerk. Ze waren er beiden voor de zwarten en stonden af wat ze konden missen. Hielpen de zwarten bij al hun dagelijkse beslommeringen, voeden ze als ze te kort kwamen en gaven onderricht en steun. Bij inspecties vanuit het bisdom werden ze echter aangematigd, beter voor de kerkelijke inkomsten te zorgen en minder aan de bevolking te denken. Door wat beiden in de loop der jaren in Congo meegemaakt hadden, was dit voor hun een boodschap waar ze weinig aandacht aan gaven. Voor hun stond de zwarte mens voorop. Zij ontvingen dan ook van de zwarte bevolking veel waardering en werden goed opgenomen in de leef gemeenschap, met al zijn culturele folklore. Hans zijn brieven werden steeds optimistischer en je las aan zijn schrijven, dat hij zijn draai gevonden had. In zo een situatie wordt alles beter en vrolijker. Je kijkt dan door een andere bril naar de dingen. Maar het was zijn roeping, zijn passie en zijn persoonlijke afspraak met god. Zo verstreek er een jaar met de goede kant van het missie leven. Ze hadden er niet veel maar waren tevreden met wat ze hadden. Pater Jan en Hans gingen er voor. Beiden pakten ze dingen voortvarend aan en langzaam veranderde hun dorp in een betere en welvarender gemeenschap voor de zwarte inboorling. Op een dag werd besloten een oud gebouw om te bouwen tot school voor de zwarten. Hans en Jan leidden het project. Materialen werden samen met de bevolking verzameld en het project kon beginnen. De volgende ochtend zou een kwart van het dorp meehelpen met de sloop van het oude dak. Maar die nacht gebeurde er een niet zichtbare ramp. Een leger van alles aantastende mieren ging onder het gebouw door. Hierdoor werd bijna onzichtbaar de fundering dermate aangetast, dat zonder dat het iemand wist de fundering welke van hout was dermate instabiel werd dat de gevolgen niet te overzien waren. Helaas is deze oorzaak pas later ontdekt, en zou dit een immense verandering betekenen voor het missiewerk door pater Jan en broeder Hans.

Hoofdstuk 9

De Instorting

De volgende ochtend verzamelde zich een ploeg van 75 zwarten samen met Hans en Jan bij het af te breken schooltje. Niets vermoedend werd er aan de klus begonnen. Iedereen was volop bezig en plots klaps stortte het hele gebouw volledig in. Het was of de wereld stilstond. Er was niets over van de school. Muren vielen om en de balken lagen kris kras door elkaar met daar tussen en er onder schreeuwende en gillende mensen. Hans en pater Jan redden wat er te redden viel, maar een aantal zwarten moesten het met de dood bekopen. Het was een zware slag, hoe kon dit gebeuren. Hadden ze iets over het hoofd gezien. De gewonden werden zo goed mogelijk verzorgd en het bisdom werd ingelicht. Al spoedig kwam de oorzaak aan het licht. ingevreten funderingen door mieren. Onvoorstelbaar wie had dit kunnen bevroeden. Wij kunnen ons hier niet voorstellen dat zo iets kan gebeuren, maar in de rimboe gebeuren dingen waar wij totaal, in onze cultuur geen weet van hebben. Iedereen was diep aangeslagen, er werd gedaan wat mogelijk was om het leed te verzachten. Maar de sfeer sloeg langzaam om in een verwijtende, het was de schuld van de blanken dat hun dit overkwam. In de avond werd er ouderen beraad gehouden, en toen wisten ze het zeker. Het was de schuld van de blanken wat er gebeurd was, en de zwarten bereidde zich voor op oorlog met de blanke heerser, in dit geval broeder Hans en Pater Jan. De missiepost werd omsingeld en de tamtam, werd steeds dreigender. Hiermede was voor beiden iedere hulp van buitenaf afgesloten en begon er een periode van intense vrees en verdriet. De zwarten waren er alleen maar met hun tam tam, hun oorlog kreten en de ceremoniële begrafenis rituelen voor de hun dierbaren. Het was een onvoorstelbare chaos en een voelbare dreiging die op beiden af kwam. Verstoken van enigerlei vorm van contact met de buitenwereld moesten zij trachten dit te doorstaan. Niemand kon hun helpen op deze verlaten plek midden in de rimboe. Een kon er maar slapen en de andere hield met wat inlands personeel de wacht. Het was onmogelijk iets aan de situatie te veranderen de zwarten waren niet tot rede vatbaar. Zelfs het personeel wist niet welke kant ze moesten kiezen, bevreesd voor de gevolgen achteraf. Maar Hans en Jan wisten ze te overtuigen om te blijven en hun bij te staan in de dingen die zij vreesden dat komen gingen Het werd een lange zit en er leek geen einde aan te komen.

Hoofdstuk 10

God waarom had gij hem verlaten

Het duurde dagen en weken, het eten raakte op en de rituelen van de zwarten werden steeds heftiger. Aan slaap kwamen zij al bijna niet meer toe en lichamelijk verzwakten zij met de dag. Uiteindelijk wisten ze een van de bedienden in de nachtelijke uren uit de post te krijgen om alarm te slaan bij de bisschop. Nu begon het lange bange wachten. Het geroffel van de tamtam en de dreiging van de zwarte bevolking rondom de missiepost vraten aan beiden geestelijke gesteldheid. Het duurde dagen en beider toestand verslechterde met de dag. Angstdromen en een enorme bevreesdheid overviel hun. En bidden tot god hielp niet, je zou je afvragen: God waarom had gij hen verlaten! Zij waren er voor u. Is dit gerechtigheid. Jan en Hans raakten beiden geheel van de kaart Het beetje eten wat ze nog hadden, was van slechte kwaliteit en konden ze nauwelijks tot zich nemen. Ze raakten in een algehele shocktoestand, kregen waanideeën en waren ten einde raad. Deze toestand duurde inmiddels al weken en er leek geen eind aan te komen. Tot er plotseling vanuit het niets legerhelicopters aankwamen. Er werd geschoten, er vielen gewonden en de zwarten trokken zich terug de bush in. Het was alom verwarring. Eindelijk kwam er hulp, maar het was te laat. Beiden hadden zoveel angsten doorstaan, dat ze niet meer bij machte waren te lopen, te eten of te drinken. Hans en Jan werden door de militairen de helikopters in gebracht. Zij waren zozeer verzwakt dat ze er in gedragen werden. Meer dood dan levend werden zij naar de hoofdstad gebracht. Van geheel dit voorval werden mijn ouders niet op de hoogte gebracht. Een week later kwam een delegatie van de paters uit Kortrijk op visite, en mijn moeder voelde dat er iets mis was. Maar ze kreeg het niet uit de paters het enige wat ze los lieten was dat Hans voor een korte tijd naar huis zou komen. Wanneer dat precies was konden ze nog niet zeggen. Mijn moeder kreeg een zeer beangstigend gevoel, maar dat werd door mijn vader weggewimpeld, van als er iets was hadden ze het wel gezegd. Hij kon toen niet bevroeden wat hem te wachten stond. Ondertussen werden Hans en Jan zo goed mogelijk opgekalefaterd, maar hun geest was gebroken en hun lichamen wilde niet meer. Ze waren beiden geheel ingestort en leken meer op een wilde dan op de herinnering die wij hier van ze hadden. God stelde deze mensen op de proef en niet zo’n beetje ook. Alles waar zij voor stonden was weg, zij voelden zich reddeloos verloren, verlaten door waar zij voor gingen en alle mensen om hun heen. Het lukte maar nauwelijks om Hans en Jan reis klaar te maken voor de lange terugtocht naar huis. Ze oogden beiden apathisch, als door de bliksem getroffen. Langzaam konden ze weer een beetje eten en werd tot de thuisreis besloten.

HOOFDSTUK 11

De thuiskomst

Op een maandagmorgen arriveert er een onaangenaam telefoontje van het hoofd van sparrendaal bij mijn vader op het werk. Uw zoon Hans komt naar huis en land om 14.00 uur op het vliegveld van Brussel of u hem mede af kunt halen. Om 11.00 uur zou er een wagen komen om mijn vader op te halen. Ons allen bekroop een naar gevoel. Hoe kon dit zo plots klaps, en wat zou er toch gebeurd zijn. Mijn moeder zweefde tussen blijdschap van het thuiskomen en de ongerustheid in haar binnenste. Totaal onvoorbereid op wat hem te wachten stond, stapte mijn vader in de auto op weg naar Brussel. Tijdens de rit werd hij meer en meer geïnformeerd over wat hem te wachten stond. Een zoon, totaal gedesillusioneerd, vol van angstige psychoses, nauwelijks herkenbaar in het plaatje waarin hij van huis vertrokken was. Hij probeerde het zich voor te stellen, maar het werd nog erger dan dat. Hans was toetaal niets meer, een zombie die meteen na aankomst door een team van doktoren apart genomen werd en met spoed behandeld om hem transportbaar te maken voor de auto. Heer god was dit het nu waar je al die jaren alles voor opzij had gezet, jezelf weggecijferd en in vertrouwen je zoon aan geschonken had. Hij belde naar huis om te zeggen, dat iedereen maar niet moest komen en dat het geen feestje moest worden. Na een paar uur kon Hans mee in de auto naar huis. Op de achterbank, ingeklemd tussen twee paters en mijn vader voorin ging de rit naar huis. Het moet een lange rit geweest zijn. Hans bracht alleen maar wat geluiden voort en was niet aanspreekbaar. En dan rijd de auto de straat in wij komen allemaal naar buiten, mijn broers en zussen en mijn moeder. Wij wilden hem hartelijk verwelkomen, maar er viel niets te verwelkomen, nog nooit had ik iemand zo gezien. Volkomen uitgemergeld en uitgeput, met een woeste en afwezige blik in de ogen. In Hans was te lezen wat hij zoal had doorstaan in de afgelopen jaren. Nimmer hadden wij kunnen bevroeden wat zich daar in dat verre Congo had afgespeeld. Maar de aanblik was hemel ten schrijdend. Er was niets meer van over, Alles maar dan ook letterlijk alles was uit de Hans geslagen die wij eens kenden. Hans werd binnen op de bank gezet en mijn moeder probeerde hem met van alles op te vrolijken, maar hij was onbereikbaar voor haar. Zijn lach was uit zijn gezicht. Ik dacht toen al zou je in deze wereld alleen maar slecht moeten zijn!! Al spoedig arriveerde de huisarts, hij ging staan praten in de keuken met mijn vader. Hij bleek in overleg met de paters via de burgermeester een opnamebevel te hebben geregeld voor de psychiatrische inrichting te Vught. Mijn vader wilde er niets van weten en de uren verstreken en de huisarts probeerde mijn ouders maar te overtuigen dat dit het beste was voor het moment. Maar er was iets geks, Hans hield met twee handen al de tijd dat hij binnen was de bank aan de leuning vast, alsof hij daar een stuk veiligheid in vond terwijl er verder niets uitkwam en hij steeds maar wazig om zich heen keek. Langzaam werkten de spuiten uit die hij op het vliegveld had gekregen, en werd Hans wilder en wilder, wij schrokken er van. De huisarts kreeg het voor elkaar een spuit te zetten om hem weer te bedaren. Het was nu zaak snel te handelen, voor de situatie uit de hand zou lopen. Ik stond er versteld van hoe lichamelijk sterk Hans nog in deze situatie was. Hij wilde niet weg en verzette zich hevig, het maakte een ontzettende indruk op ons. Samen met toegesnelde buren werd Hans in de auto van de dokter gezet en de weg naar Voorburg werd ingezet.

HOOFDSTUK 12

De opsluiting

Alleen mijn vader was mee met twee buurmannen en de dokter, wij bleven in vertwijfeling achter. De thuiskomst was als een film die er niet had mogen zijn. Er was geen opvang voor ons, ieder moest het maar voor zich weten te handelen. Totale verbijstering, woede en verdriet. Hoe had het zo ver kunnen komen, waarom wisten wij van niets en werden wij zo meedogenloos overvallen met dit verdriet. De paters waren bij thuiskomst ijlings weer vertrokken, want ik denk dat die geen nadere tekst en uitleg wilden geven. Ook zij moeten gevoeld hebben dat dit totaal niet klopte. Hoe kun je ouders en mensen die binnen jouw orde een gelofte van trouw, armoede en inzet gedaan hebben zo aan hun lot overlaten. De opname van Hans op huize Voorburg was een moeizame, maar uiteindelijk lukte het met vereende krachten hem in een kamer op de afdeling zilverlinden op te sluiten. Ik denk achteraf een nachtmerrie voor mijn vader. Die snapte er ook helemaal niets van maar zag wel dat opname nodig was, dit zou hij thuis niet hebben kunnen handelen. Samen met de buren kwam hij een paar uur later weer thuis en werd er nog wat nagepraat. Iedereen was danig geschokt en telkens rees de vraag hoe het zo ver had kunnen komen en waarom had niemand iets gemerkt, buiten het onaangename gevoel wat mijn moeder al een tijdje had. Maar het verhaal kwam pas veel later aan bod, pas toen Hans weer wat opgeknapt was. Maar dat werd een proces van maanden. De volgende dag hadden mijn ouders een gesprek met de behandelende psychiater. Het was een verwarrend gesprek voor hun temeer daar de psychiater te vaktechnisch met hun sprak en in wat wazige bewoordingen. Een ding wist de man heel zeker, Hans zou nooit meer beter worden van deze tropische ziekte. De link tussen tropische ziekte en overspannen zijn konden mijn ouders niet leggen en konden geenszins bevroeden, wat er de komende jaren op hun af zou komen. Het werd een tijd van halen en brengen. Dan weer eens was Hans enigszins redelijk aanspreekbaar, dan weer was er geen land mee te bezeilen en kwam er een neurotische dwangpraat uit. Het was dan niet mogelijk er iets in tegenin te brengen. Soms werd hij tijdens de gesprekken steeds opgewondener en soms agressief. Mijn ouders kregen als eerste de volle laag dan deugde er in zijn ogen niets meer van de hele wereld. Het trof je dan recht in je hart. In het begin dachten wij, dat wij het nog wel een beetje konden beïnvloeden, maar al ras kwamen wij er achter dat dit alleen maar averechts op hem werkte. Er zijn, en proberen te luisteren was het enige wat we konden doen. Iedereen huilde van binnen. Hans in zijn toestand van waanzin, onze ouders en de leden van ons gezin. Ook de gang naar voorburg was steeds een moeilijke. Hoe zou het vandaag weer zijn, is hij aanspreekbaar, zou hij het fijn vinden dat je kwam. Vooral in de beginfase was het dikwijls zo, dat hij opgesloten zat in de isoleercel omdat ook het personeel er geen richt mee kon schieten. Je kon dan onverrichte zaken weer naar huis. Ook als je er was kon de situatie in een oogwenk veranderen, schreeuwen tegen je of agressief gedrag naar een van de medebewoners van de afdeling. Het was dikwijls heel chaotisch. Ook het verblijven op een psychiatrische afdeling, iets wat je nog nooit hebt ervaren tast diep in je gevoel. Het zien welk lot anderen zomaar overkomt en waar nauwelijks een uitweg in mogelijk is. Bewondering voor de verplegers op de afdeling, die met minimale dingen, dagelijks de orde moeten zien te handhaven, en zorg en aandacht aan de patiënten geven. Ik had er dikwijls grote bewondering voor, temeer daar zij ook dikwijls de eerste klappen opvingen, als er weer een zomaar uit het niets door het lint ging. Door de medicatie ging Hans door een diep dal en het was er niet een maar het waren de Pyreneeën achter elkaar. Als hij op de top zat was hij aanspreekbaar belande hij in het dal dan was er geen richt mee te schieten en werd ook zijn lichamelijke toestand weer steeds slechter. Het ging dan zo slecht met hem dat hij niet van bed afkon en er sondevoeding aan te pas moest komen om hem in leven te houden. Deze eerste keer zagen we allen uit naar herstel, bij latere inzinkingen, jaren daarna, heb ik dikwijls gedacht het zou goed voor hem zijn afscheid te nemen van deze hel hij had het immers niet verdiend.

HOOFDSTUK 13

Het uiteenvallen van je ideaal

Na maanden en maanden knapte Hans langzaam weer op. Opvallend was de afwezigheid van de paters, ik heb ze zelden meer gezien. Hans kwam met tussenpoze naar huis. En ook dit was voor hem weer in en in verdrietig. Zijn thuis was niet meer wat het eens voor hem was geweest. Alles was anders iedereen was te bezorgd en er hing een walm van vrees in de kamer dat het bezoek toch maar goed zou mogen gaan. In mijn ogen raakte Hans voor de tweede keer ontheemd, terwijl niemand er wat aan kon doen want het verschil tussen vroeger en nu was te groot. Wij hadden allemaal nog dat mooie plaatje in ons hoofd. Wij wilden hem allemaal goed bedoeld helpen, maar dat ging niet. Hij voelde zijn roots maar wilde ook weg. De taal die wij tegen elkaar spraken kwam bij de ander niet binnen. Gelukkig werd Hans langzaam beter aanspreekbaar en kwam de vraag wat nu. Hans ging terug naar het klooster Sparrendaal om weer eens goed op te knappen. En hij knapte op, maar niet in de geest die de paters voor ogen hadden. Hans, ongelooflijk, wilde terug naar de missie. Zijn ideaal stak de kop weer op. Al de tragische momenten uit het verleden wimpelde hij af. Het waren ongelukjes en nu zou het wel beter gaan. Hij verheerlijkte alles wat hij daar meegemaakt had. En natuurlijk dat begrijp ook ik, waren er vele mooie momenten geweest. Maar de mindere hadden hem tot in zijn tenen aangetast en alhoewel ik twijfelde was het niet verantwoord hem voor een tweede keer te laten vertrekken. Soms heb ik naderhand wel eens gedacht, hadden ze hem maar wel laten gaan, dan was hij hoogstwaarschijnlijk op zijn geliefde plek in het land van zijn keuze gestorven, en dan had het zeer gedaan maar wat er nu achteraan kwam zou nog veel pijnlijker worden. Hans kon het maar moeilijk accepteren en dat heeft een hele tijd geduurd. Maar uiteindelijk berustte hij enigszins. Hans begon wel weer te leven, er kwam langzamerhand weer licht in zijn ogen en plezier in de dingen die hij deed. De paters regelden voor hem een baantje bij de gemeente Tilburg. Hij ging er maquettes maken. Hier kon Hans zijn bouwkundige opleiding in kwijt en kon hij zijn zinnen verzetten. In deze tijd werd hij ook voor het eerst in zijn leven verliefd. Het was een heel aardige verpleegster die gek was op hem. Mijn ouders schrokken ervan toen ze het hoorden. Dit kon toch niet waar zijn. Maar het was waar en het werd heftiger en heftiger. Mijn ouders die hier helemaal niet mee om konden gaan, begingen naar mijn mening toen een fout uit onvermogen. Het meisje werd er met vereende krachten van overtuigd dat Hans door zijn ziekte en wat hij meegemaakt had geen goede partij voor haar zou zijn. Ik begreep er toen al niets van ik dacht laat hem nou gelukkig zijn, als het niet zo moet zijn dan gaat het wel weer over. Wat kon Hans nog beter naast hem hebben als een goede verpleegster waar hij ook nog eens verliefd op was. Maar de aandrang was zo groot dat het meisje het uiteindelijk uitmaakte. Zijn werk in Tilburg verliep steeds chaotischer, Hans dreef langzaam weer richting psychotische aanval, en niemand die het stop wist te zetten. Of het door het werk of het verbreken van de verkering kwam, maar Hans raakte twee jaar na zijn eerste psychose weer in een diep dal. Weer een periode van verdriet, angst en lichamelijke aftakeling. Hij werd opnieuw op een gesloten afdeling opgenomen en moest het gehele proces van zijn ziektebeeld weer ondergaan. Mens onterend voor iemand die niemand iets misdaan had, maar in zijn behandeling werd behandeld als zijnde het een grote crimineel. Op al zijn uit zijn ziekte voortkomende misstappen stonden strenge sancties, van opsluiting tot overige bewegingsvrijheid. Dit was zelfs voor ons moeilijk te vertalen, temeer nog dat je eigenlijk dikwijls zelf ook geen andere oplossing wist voor het moment. Wel vond ik dat de sancties dikwijls wel erg lang duurden. Het stond naar mijn mening niet in verhouding tot de zwaarte van het “delict”. Het niet op tijd terug zijn of het niet tijdig luisteren kon al ontaarden in urenlange opsluiting in kamer of isoleercel.

HOOFDSTUK 14

De uitzetting

Hans krabbelde uiteindelijk weer op, hij ging weer terug naar de paters op sparrendaal. Wij waren weer een emotionele periode van maanden verder. En steeds bleef er toch nog de hoop dat dit de laatste inzinking zou zijn geweest, en dat het nu wellicht beter zou gaan. Tot er ander werk gevonden werd, verbleef Hans op sparrendaal. Het voelde denk ik voor hem en de paters als een beetje een loop in de weg. De paters individueel mochten Hans wel, maar hij paste niet in hun straatje. Uit ervaring wisten zij natuurlijk al lang dat Hans nooit meer de oude zou worden, hun gang in het klooster hing namelijk vol van foto’s van paters die al vroegtijdig door de gevolgen van hun missiewerk waren overleden. Wat hing hier een wandboek. En ze waren ook een beetje bang voor de heftigheid waar de inzinkingen mee gepaard gingen. Want ook Hans beschreef me eens wat er dan gebeurde. Hij raakte dan in een soort trans, waarin alle angst wegviel en alles mogelijk was. Hij stond er zelf achteraf dikwijls versteld van. Je was dan ontoerekenings- vatbaar, maar een gevaar voor anderen. En dit laatste wisten de paters maar drommels goed. Op een gewiekste manier stimuleerden ze alle activiteiten die Hans deed om uitzetting te kunnen bespoedigen. Want Hans zou immers ook in de toekomst een hoge kostenpost voor hun worden. Alles werd er aan gedaan om opnieuw een baantje voor Hans te vinden, want het project maquettes was inmiddels afgelopen. Hans kwam terecht in een betonfabriek, waar ze prefab huizen bouwden. Hij had het hier best naar zijn zin. Door de paters werd Hans gestimuleerd ook eens uit te gaan, dat zou goed voor hem zijn. Met een goed gevulde portemonnee kreeg Hans al gauw de smaak te pakken en trok hij er ieder weekend op uit.

HOOFDSTUK 15

De liefde

Het was dan ook in deze tijd dat hij zijn grote liefde Magret ontmoette. Hans werd verliefder en verliefder en ging plannen maken voor een toekomst met zijn kersverse liefde. Mijn ouders toch een beetje geschrokken van het vorige effect, probeerden zijn vriendin met vriendelijkheid te onthalen. Het ging steeds beter met Hans en iedereen was zelfs een beetje opgelucht, zou het dan toch nog allemaal goed komen. Zou Magret de vrouw zijn die hem voor nog meer ellende zou kunnen behoeden! Het werd heftiger en heftiger en de plannen om samen een toekomst in te gaan concreter en concreter. Dit was het moment voor de paters. Er werden hele gesprekken met Hans gevoerd, om af te tasten hoe serieus een en ander was, om uiteindelijk de zin te laten vallen, dat als hij met Magret verder wilde, hij uit zou moeten treden. Dit uittreden zou inhouden dat hij ontslagen zou worden van de geloftes die hij had gedaan en de paters hem op weg zouden helpen bij de uitzet voor zijn gehuwde leven. Mijn ouders grepen hier uit onvermogen nooit op in, voor hen was het niet duidelijk op dat moment, wat de achterliggende bedoelingen van de paters waren. Zij hadden niet door dat dit voor de paters de goedkoopste manier was om van Hans af te komen. Dus Hans tekende voor zijn uitzetting uit de orde en begon een leven met Magret. Dit verliep in eerste fase voorspoedig en iedereen dacht dat het grootste leed nu wel geleden zou zijn. Maar het verliep toch allemaal weer anders dan gedacht.

HOOFDSTUK 16

Het vaderschap

Al spoedig raakte Magret in verwachting. Ze waren beiden er erg gelukkig mee. Er werd uitgekeken naar de komst van de baby. Het werd een jongen Werner. Maar of het door al deze er mee gepaard gaande spanningen kwam, Hans viel weer in een zware psychotische dip. Het ging gepaard met grote echtelijke spanningen en ook Magret wist niet wat haar overkwam. Uiteraard had ze alle verhalen van het verleden gehoord maar het beleven is toch iets anders als er over vertellen Zonder het te beseffen, het was immers niet haar schuld, kreeg ze de schuld en de agressie van alles over zich heen. Het werd een onhoudbare situatie. Hans werd steeds onrustiger en agressiever, in de eerste plaats tegen Magret en op alle hulpverleners die er aan te pas kwamen. Maar niemand die op de hulproepen van Magret echt in actie kwam. Hans zou zich namelijk vrijwillig op moeten laten nemen. Dat doet iemand in zijn geestes toestand dus nooit. Onwaarschijnlijk waar zijn we soms met zijn allen mee bezig. Het is ook een bedroevend en oneerlijk proces, maar soms moet je beter weten, en zouden de noodkreten om hulp beter gehoord moeten worden. Inmiddels was het zover dat geen huisarts zich meer naar het adres van Hans wilde begeven, bang klappen te vangen. Als Hans dan eindelijk besluit acties te gaan doen die bedreigend voor de omgeving buiten zijn huis zijn, wordt er door de politie ingegrepen en wordt er een verplichte opname plaatsing geregeld. Er heeft zich in het gezin van Hans al een heel drama afgespeeld. En je kunt niet helpen de kracht van de ziekte is te sterk, te onvoorspelbaar maar vooral intens verdrietig. Ik denk dat op dit moment de droom van een mooi gezinslevens bij Magret aardig in duigen viel. Zij had op haar manier er iets van willen maken, een thuis voor Hans en een gelukkig gezin. Maar tegen een psychose is niet te werken. Als je er niet mee bekend bent, weet je niet wat je overkomt en blijf je het te lang aanzien, waardoor je in een nog dieper dal geraakt als dat je denkt dat je al in zit. Het lijkt of niemand je kan of wil helpen, en ieder goed bedoelde steun haakt af door de sporen van verbaal of fysiek geweld van de patiënt. Er is pas voldoende begrip voor de huislijke situatie als hulpverleners zelf ervaren hebben wat er zich zoal afspeelde. Het dilemma is echter de vrijwillige instemming van de patiënt, om zich te laten opnemen, die er maar niet komt door de aard van zijn ziekte. Het zijn deze situaties die ook later bij Magret zijn tol zullen eisen.

HOOFDSTUK 17

De diepe dalen

Hans werd opgenomen in de Jan Wier stichting in Tilburg. Voor ons kwam deze inrichting nog naarder over dan Voorburg. Er was een nog strenger regiem en er hing een haast onbeschrijfbare enge sfeer. Hier wilde je alleen maar wegkomen. Maar helaas Hans was ziek en heel ziek. Hij ging weer helemaal tot de bodem van zijn kunnen, met alle emoties die daar bij kwamen kijken. Hij was hier niets, werd behandeld als stelde hij niets voor. Behandeld en in mijn beleving mishandeld in zijn waardigheid, waardoor hij terug keerde tot in de oorsprong van zijn bestaan. Voor ons als buitenstaander en zeker voor Magret zijn vrouw, was ieder bezoek een angstige ontmoeting het te moeten aanzien en beleven van een zo onmenselijke fase in Hans zijn leven. De verpleging deed op hun manier hun best, maar het klopte niet in de verhouding van mens tot mens. Of was de behandeling echt onmenselijk! Toch krabbelde na een half jaar, Hans uiteindelijk weer op. Er was weer lucht voor iedereen. Want na zo een inzinking was Hans weer goed aanspreekbaar en kon je het over allerlei dingen met hem hebben. Hij was dan zorgzaam voor zijn gezin en leek weer zin in het leven te hebben. Ik zag dan altijd wat aan hem. Het leek wel of een gedeelte van hem in een andere wereld was. De wereld waar hij niet over sprak maar die er wel was. Ik heb dikwijls gedacht dat hij in deze wereld buiten zichzelf voortleefde, de wereld van de missie, en dat daarin dan toch nog dingen gebeurden die zijn innerlijke op hol brachten. Hoe was het anders mogelijk, dat vanuit een goede situatie hij zo diep en snel in een psychose kon belanden. Maar het leven ging verder en Hans pakte de draad weer op kreeg weer wat werk en Magret raakte opnieuw in verwachting, hieruit werd hun zoon Jurgen geboren. Het gezinnetje werd drukker en drukker, en wellicht was het onder deze druk dat Hans opnieuw na een jaar weer een aanval kreeg. Weer met diepe dalen en heftige emoties. Als klappen vanger Magret en een trauma voor zijn beide kinderen. En steeds maar weer dat trage ingrijpen door de hulpverlening. Moesten er dan eerst doden gaan vallen voordat iedereen het begreep. Ook de nazorg faalde steeds. Deze was gebaseerd op vrijwillige deelname. Of ze snapten het niet of wilden het niet snappen, iemand als Hans verdiende een andere zorg. Opnieuw naar “concentratiekamp” Jan wier, met alle respect voor hun goede bedoelingen, maar je zou er maar opgenomen worden. Ik begreep veel dingen toen niet en nu nog maar nauwelijks. Waar was die liefdevolle omarming voor de patiënt, was hij een zombie van een andere planeet, die klinisch behandeld moest worden. Het deed zo zeer dit aan te zien, en al zou je willen, je kon er weinig aan veranderen. Blijven gaan bezoeken ook al was de drempel dikwijls zo hoog, hopende dat jouw bezoek bijdroeg aan een klein beetje betere gezondheid van hem. Op de heldere momenten besefte Hans maar al te goed wat hem overkwam en hoe hij behandeld werd door de verpleging. Het deed ook hem intens verdriet, en menigmaal drong hij aan hem mee te nemen naar huis. Maar dit kon niet op de eerste plaats zat alles op slot en kon je alleen maar onder begeleiding naar buiten, en op de tweede plaats al zou het kunnen was het geen optie, want niemand zou Hans buiten de inrichting voor langere tijd in deze gemoedstoestand kunnen hanteren. Het waren kwellende vragen die je dan tijdens het bezoek te beurt vielen. Ze werden met zoveel verdriet gesteld en je kon in je eigen ogen er geen gepast antwoord op geven. Hier kwam het onvermogen van de mens weer om de hoek kijken, met alle beschikbare middelen was er aan de behandeling van Hans in die tijd weinig te verbeteren. De bezoeken aan de Jan Wier stichting, waren dan ook de minst plezierige in het ziekte proces van Hans. Je ging er altijd, teleurgesteld of met een gevoel dat je te kort geschoten was er vandaan. Voor Magret en mijn ouders, moeten dit in en intrieste ervaringen zijn geweest.

HOOFDSTUK 18

De scheiding

Hans krabbelde weer op. Iedereen hoopte vurig dat het nu beter zou gaan. Hans genoot van zijn kinderen en in deze tijden ging het ook heel goed tussen Magret en hem. Maar door ongecontroleerd gebruik van medicijnen en het opnieuw de kop opsteken van de ziekte storten beiden na een tijdje opnieuw in. Hans wordt opgenomen in de van Lier stichting en Magret naar Voorburg. De beide kinderen in radeloosheid achterlatend bij haar zus. Een heel scala aan hulpverleners komt in actie en de raad van kinderbescherming bepaald uiteindelijk dat Hans en Magret tijdelijk de ouderlijke macht worden ontzegd. Voor beiden komt dit het genezingsproces niet ten goede en het worden langdurige opnames. Toen Hans zijn inzinking weer te boven was en hij besefte wat er was gebeurd, trof hem dat diep. Hij was altijd goed voor zijn kinderen en deed voor hen wat in zijn vermogen lag. Toen ook Magret weer was hersteld vochten ze samen om hun kinderen weer bij zich te krijgen, wat uiteindelijk lukte. Het leven ging verder. Maar alle commoties van de afgelopen tijd hadden zoveel spanning met zich meegebracht dat een scheiding niet te vermijden was. Magret had rust nodig om tot zichzelf te kunnen komen en bij Hans keerde de rust in zijn hoofd maar niet terug. Zijn preventieve medicijnen werden heftiger en heftiger. Magret vertrok met de kinderen, maar kon de band met Hans toch nooit helemaal loslaten, want het was niet hij, maar de situatie die haar dwong tot dit besluit. Het contact met Hans bleef, maar wel meer op afstand en met vluchtige bezoeken.

HOOFDSTUK 19

Zijn slopende ziekte

Hans vereenzaamde wat, en zonderde zich af in zijn gedachtes. Ik denk dat hij onbewust veel in Congo tussen zijn zwarten verbleef. En steeds meer belande hij in de Jan van Wier stichting. Ook Magret werd tussendoor weer opgenomen, want ook voor haar was het een zware taak. Het opvoeden van de twee kinderen en het omgaan met Hans. Het niet willen loslaten en het op haar manier steunen van de man waar ze eens verliefd op geworden was. Bij zijn laatste en misschien wel diepste inzinking werd Hans uiteindelijk getroffen door een longontsteking en een val uit zijn bed, welke hij niet meer te boven kwam. Hij overleed op 17 januari 2002 Hans was toen 58 jaar oud. , Veel te vroeg, zeker als vader die zo graag alles over had voor zijn gezin. Die naar vermogen en onvermogen alles had gedaan om de wereld om zich heen, daar ver in Congo en in zijn gezin, beter en goed te maken, maar het lot had anders voor hem beslist.

HOOFDSTUK 20

De herinnering

In een herinnering blijven meestal de mooiste en bedroevendste momenten boven drijven. Dit behoeven dikwijls geen grootse dingen te zijn, maar dikwijls die momenten die de persoon zo gekarakteriseerd hebben. Zo blijft mij , bij Hans, de term “Gielis knijp” bij, want dat stond vast in zijn jeugd jaren. Hij was toen gierig en kon moeilijk van zijn bezittingen afstand doen en het was een slecht verliezer. Maar ook zijn aura om hem heen voor hij naar de missie vertrok. Bij weinig mensen heb ik deze uitstraling ooit weer gezien. De verwilderde man die daarna uit de missie terug kwam. Het was haast niet te beschrijven, de wereld draaide door en stond stil op dat moment. Zijn verwarring ten tijde van zijn opnames in de psychiatrische instellingen. Zijn blijdschap bij zijn trouwen en in zijn gezin. Zijn blijvende wil om waarschijnlijk tot het laatste moment van zijn leven, terug te willen naar de Congo. Wij allen zullen Hans blijven herinneren, als een gedreven maar vooral goed mens. Een mens die zijn hele ziel en zaligheid voor anderen wilde open stellen, maar waar elders anders over werd beslist . Een man die in zijn leven ontmoette, waar de oorsprong lag van de haat van de zwarte man voor het blanke ras. Die zag hoe wij als superieuren alleen maar namen in dat grote continent. Er niets voor terug gaven, wat een oplossing was voor de innerlijke woede van de zwarte Afrikaan. Hans die een fantastische vader voor zijn kinderen wilde zijn en dat naar vermogen deed, zijn vrouw lief had en nooit verliet. Ik denk dat zij en wij terug mogen kijken op een fantastische man, vader, oom en broer. Als u op het kerkhof van de missionarissen van scheut op landgoed Sparrendaal te Vught het graf van Hans zoekt, zult u het daar niet vinden, hij was immers “uitgetreden” dus ook niet toegangkelijk voor deze laatste rustplaats. Hij ligt begraven in Den Bosch. Magret verblijft in een verpleeg tehuis, omdat door obesitas haar beide benen zijn afgezet. Haar beide kinderen vinden nu langzaam hun weg in de maatschappij. Naslag In de documantaire van Holland doc: LAATSTE MISSIE, van 23-10-2008, als ikon-uitzending gemaakt door Gerald Bronkhorst Spreekt pater Martien Heymans uit Rosmalen op zijn laatste ziekbed uit wat hij echt vond van zijn zendingsmissie in Congo. Zijn woorden daarin waren: WAT ZIJN WIJ DAAR GAAN DOEN! DAT VRAAG IK PATER MARTIEN HEYMANS MIJ AF. AL ONZE INZET IN DEZE MISSIE HEEFT NIETS GEHOLPEN ONDANKS DE GROOTTE INSPANNINGEN, EN DAT DOET ZEER.. 43 JAAR VOOR NIETS, DE MENSEN IN CONGO ZIJN EERDER ACHTERUITGEGAAN DAN VOORUIT. ER IS IN DE NABIJE TOEKOMST NIET VEEL HOOP VOOR CONGO. In dezelfde documentaire geeft een andere pater aan zich ontheemd te voelen na al die jaren in de missie, voor hem heeft de tijd tijdens zijn verblijf in de missie ten opzichte van Nederland stilgestaan. Wij, de kerk en Nederland zelf is veranderd en hij voelt voor hem geen plaats meer in dit veranderde Nederland. Een grote teleurstelling voor al zijn goed gedane goede werk daar in de missie. Zijn medepaters van de orde van Scheut, zijn zijn enige houvast voor zijn laatste reis van het leven. Een enkele keer bezoek ik de begraafplaats van de paters van scheut op landgoed sparrendaal, er overvalt me dan steeds een gevoel van teleurstelling en verdriet van al die mensen die daar begraven liggen en die dikwijls hun ideaal niet konden bereiken, en vertweifeld zijn heengegaan met voor hun de eewige vraag, was de missie van hun leven wel echt de moeite waard. Onlangs zag ik een uitzending op tv over voodoo gebruiken in Congo, het laat mij niet meer los, zou Hans hier slachtoffer van zijn geworden in zijn hulpeen hopeloze laatste maand in Congo!!! Er moet haast wel iets meer zijn geweest om zo in deze toestand terug te keren. Ik dank u voor het lezen van dit boek. Wilt u reageren, stuur u mail naar info@buitenlustvught.nl . 

Gerard van Run

Kom naar Buitenlust...

Schitterende natuurwandelingen
Gezellig koffie- en theeterras
Mediumdagen
Jeu de Boules banen

Cursussen wichelroede lopen

Huismetingen op straling

Buitenlust Vught

Esscheweg 274 A
5262 LH Vught
T 06- 319 49 614

Geopend van maart t/m oktober op vrijdag, zaterdag en zondag.

Groepen kunnen ook buiten deze dagen afspreken.

© 2020 Buitenlust Vught - Privacyverklaring - Website gemaakt door be optimized