Mezengepiep

MEZENGEPIEP                          10-9-2007

Mezen zijn vogeltjes, welke dicht bij de mensen kunnen leven.

Steeds meer hebben ze begrepen dat de mens hun voederplek is in barre tijden. Het is leuk om voedersilo’s, vetbollen en pindaslingers op te hangen voor de mezen en vele ander vogels. Vanaf november als het kouder wordt zullen ze er dankbaar gebruik van maken.

Oktober is de maand, waarin de maag van de mees veranderd. Hij schakelt dan automatisch over van insecteneter naar zaadeter. In de zomerdag kunnen de zaden niet verteerd worden in de maag van de mees, daarom eet hij dan uitsluitend insecten, die er in de zomer volop zijn. Omdat het voedsel aanbod in de zomer heel hoog en breed is, zie je de mezen nauwelijks ze zwermen over het hele land uit.

Pas in oktober keren ze dikwijls in groepjes terug naar de huizen. Het is verbazend wekkend te zien hoe zo een groep mezen de hele dag met elkaar optrekt. Geen geruzie over het eten, ieder scharrelt zijn eigen kostje. Je zult ze ook niet zien ruziën met elkaar

. De koolmees straalt een oase aan rust en tevredenheid uit. Het zijn actieve vogeltjes. Doordat zij een hoge verbrandingsgraad van hun voedsel hebben zijn ze bijna de gehele dag op zoek naar eten. Hoe meer ze eten des te beter komen ze de winter door.

Vooral in tijden van veel sneeuwval hebben ze het moeilijk. Al het op de grond liggend zaad kunnen ze dan niet aan en bomen met zaden en vruchten zijn dan snel leeg. Juist in deze barre tijden hebben ze de mens hard nodig, om goed de winter door te komen.

In de wintermaanden wordt ons tuincentrum overspoeld door mezen van allerlei pluimage. De koolmees, pimpelmees,zwartkopmees, kuifmees en langstaartmees, zijn vaste bezoekers. Als je genoeg vetbollen, pindaslingers en ander voer ophangt, kun je uren naar de mezen kijken en komen ze dicht in je buurt.

In deze tijd inspecteren ze ook de nestkastjes voor het volgende broedseizoen. Hangt hij goed tussen zuid en oost, is er geen gevaar voor katten en roofvogels, en ook belangrijk, is de opbouw van de tuin zodanig dat er voldoende schuilplaatsen tegen roofvogels zijn, en veilige voerplekken. Zeker als je wat landelijker woont is een veilige voerplek heel belangrijk, want roofvogels slaan dikwijls tijdens het fourageren toe. Dus een te open plek is dan kwetsbaar voor de vogels. Een valk en sperwer zien op grote afstand de vogeltjes zitten en slaan in een flits meedogenloos toe. Bij een regelmatig bezoek van deze rovers zal de animo voor uw voederplek snel dalen.

De mezen zijn ook optimistische voorjaarsbrengers. Als de vroege voorjaarszon maar enigszins schijnt hoor je ze in de verte al fluiten. Het is een korte roep, welke door de andere mezen beantwoord wordt. Tijdens dit voorjaarsgezang, wordt er ook gekoppeld. Wie het beste fluit krijgt het mooiste vrouwtje. Als de koppels er eenmaal zijn, gaan ze langzaam op zoek naar het beste broedplekje.

Beiden hebben gedurende de winter al diverse goede nestkastjes zien hangen en samen gaan ze deze nu opnieuw bezien. De kast wordt van binnen en buiten bekeken, en uiteindelijk wordt er een goedgekeurd. Dat de kast bezet is wordt aangegeven door het invlieggat te markeren door pikken met de snavel rondom het gat. Voor de andere vogels en mezen betekend dit, hier wonen wij. Wie dit niet respecteert kan op een felle ruzie rekenen.

Het is eigenlijk het enige moment dat een mees zich druk maakt om zijn bezitting. Dan wordt er gezamenlijk een nest gebouwd. Hiervoor worden zachte mosjes, haren en veren gebruikt, die kunstzinnig in elkaar worden gevlochten op de bodem van de kast. De mezen en ook andere kleine vogelsoorten, vinden het daarom ook geweldig dat honden en katten verharen in het voorjaar, prima nestmateriaal denken ze. Gooi daarom na het borstelen van je huisdieren de haren in de tuin, de gevleugelde vrienden zijn er blij mee.

Om te zorgen dat de vogels in rust kunnen broeden, hang dan de kastjes zodanig op dat ze stil hangen en niet bereikbaar zijn voor katten. Ook een beetje uit onze buurt vinden ze prettig, ondanks dat ze dikwijls aan de bewoners van het huis gewend zijn, zijn ze onzeker bij bezoek door, voor hun vreemden. Op deze manier en het met respect omgaan met de vogel zal hij u veel plezier geven in uw tuin en soms balkon. Zo zie je maar weer, dat door ieder zijn ruimte te geven, op zijn of haar manier je in vriendschap naast elkaar kunt leven, zonder haat of nijd, te kort aan voeding, of woonruimte.

Als we meer geven aan de ander om ons heen, zowel mens als dier, zullen we zelf met meer plezier in onze eigen omgeving wonen.

Gerard van Run