Veel onbegrip en niet wetendheid rust rondom de jacht.
Daarom ben ik eens een dagje meegegaan om enigszins inzicht te krijgen wat een jachtdag nu eigenlijk inhoud.
Daar komt veel bij kijken.
scrol naar beneden
De dag van de jager 20-11-2010
In het begin van het jachtseizoen, valt een uitnodiging van een bevriende jagersgroep op de deurmat. Ik geen jager, maar wel benieuwd naar de jacht, had aangegeven wel eens een jacht dag mee te willen maken, om te zien wat de intentie en de beleving van de jacht nu eigenlijk inhoud. Nu is het dan zover.
Al vroeg verzamelen wij ons in de jacht hut van een van de comcinaten(eigenaren van een jachtgebied) en staat de koffie al voor ons te pruttelen. Het beloofd een mooie dag te worden, het is droog en rustig weer en zeker niet koud voor de maand november. Na met de groep van negen kennis gemaakt te hebben, wordt de jacht besproken.
Dit houdt in waar we gaan jagen, en waarop gejaagd wordt, en wat heel belangrijk is, de hoeveelheid afschot om het wild in het jachtgebied weer in evenwicht te brengen. Daar de meeste jachtgebieden gedeeld worden met agrariërs, is het belangrijk de wildpopulaties binnen aanvaardbare proporties te houden, zodat er niet al te veel schade aan de gewassen gepleegd wordt. In een goed jachtgebied, zorgt de jager het gehele jaar door voor zijn wild. Dit kan in een extreme winter bijvoeren betekenen, of zorgen voor waterbekkens bij grote droogte. Het creëren van stilte gebieden, waar het wild zich in kan terug trekken als de toeloop van mensen te groot wordt.
De grootste zorg van de jager is de stroper. De stroper is belust op winst en heeft geen affiniteit met het dier. Op welke manier hij het wild bemachtigd, maakt voor hem niet uit als hij het maar heeft. Zou het alleen voor eigen gebruik zijn dan was het nog tot daar aan toe, mits niet te wreed gedood, maar meestal is het uit winstbejag en lijkt hun honger onverzadigbaar. De stroper komt de wildstand niet ten goede, hij richt hem te gronde. Tevens bezorgt hij, doordat hij met zijn methodes en handelen in een negatief daglicht staat, de jager, die wel de zorg voor de wildstand heeft, een kwade naam.
Na de koffie vertrekt onze ploeg naar de jachtvelden. Ons ochtendjachtveld ligt pal aan de A2.
Het klinkt gek maar eerst moet er een keuze gemaakt worden, waar de auto te parkeren, want het schijnt dat jagers met regelmaat gehoond worden door “dierenvrienden”, die hun woede niet kunnen vertalen in een goed gesprek, maar dit menen te moeten doen op de spullen van een ander.
Maar al snel zitten we in het jachtveld. Het is een variatie van maisakkers en ruwe grasvelden, steeds omzoomt door houtwallen. Daar ik mij een beetje buitenmens mag noemen, denk ik dat we op een goed terrein zitten. Het wordt de eerste jacht van het seizoen. De groep bestaat uit 5 geweren en vier drijvers, van welke laatste ik er een ben. Er gaat gejaagd worden op fazant, haas, duif, eend en konijn. Bij de haas geldt de restrictie dat alleen de drie gastjagers er ieder een mogen schieten, de andere jagers geen, dit om de hazenstand goed op peil te houden.
Wij stellen ons op in een lijn. Jager en drijver wisselen elkaar af om zodoende het meeste wild op te sporen. Ik zou denken als ik haas was en ik zag dit peloton op me afkomen, ik ben even weg. Maar niets daarvan, volgens de uitleg drukt het meeste wild zich tegen de grond en denkt dan van, ze zien me niet. Maar hier is mijn functie als drijver voor, door zigzaggend tussen de jagers te lopen, een onbeduidend geluid te maken en met mijn stok op alles te tikken waar iets onder verborgen kan zijn, zorg ik dat een enkel fazantje het luchtruim verkiest, of de haas alsnog het hazenpaadje kiest.
Voor we starten krijgt eenieder instructies van de jachtleider. Deze plaatst iedere jager in het veld en positioneert de drijvers met de honden. Het is de bedoeling dat jagers en drijvers op een lijn blijven, wat er ook voorvalt. Voor de drijvers betekent dit drijven en blijven kijken. De jagers worden er op geattendeerd dat er reeen in het gebied zitten, let hierbij op de hond en er mag in deze tijd uiteraard niet op geschoten worden. Reeën worden overigens met de kogel geschoten, en nu schieten wij met hagel. Ook de houtsnip en patrijs komen in dit gebied voor en mogen niet bejaagd worden. Ook worden de jagers gewezen op veiligheid, let op de drijvers, en bij verplaatsing naar nieuwe weiden “loop open”. Let op de honden, zodat ook deze ongeschonden de jacht doorlopen. De jachtleider geeft een sein en wij trekken het veld in.
In mijn gedachte zie ik overal wild opduiken, maar dat is toch even anders. Het eerste perceel is niks, wellicht te dicht bij de weg. Vol goede moed beginnen we aan het tweede veld. Het zijn prachtige weiden, voor de helft begroeid met biezen, welke ideale schuilplaatsen voor het wild bieden. Ineens wordt door een van de drijvers ‘Partout’ links geroepen, wat betekent dat er voor hem iets naar links weg rent. En weg was hij, ik zag hem nog net, een forse haas die dacht dat hij op Zandvoort zat, en weg was hij, de man met het geweer versuft achterlatend.
De ploeg stond meteen op scherp, hij was te ver weg was het excuus, nou ik denk dat we nog een beetje aan het dromen waren. Maar nu beloofde de jacht echt te beginnen. Nog geen vijfentwintig meter verder zag ik hem zitten een fazantenhen, plat tegen de grond gedrukt. Ik zeg tegen de jager naast me let op daar komt hij. Nog twee stappen en de fazant vliegt op, en ik roep ‘tireau’ dit snappen de jagers als kijk omhoog er vliegt iets in de lucht. Nou niet lang want pang en de fazant was het “haasje”.
En dan volgt de tweede taak van de hond. Het ophalen van het wild. De jager behoeft het haast niet te zeggen de hond stormt enthousiast in de richting van de fazant en al spoedig heeft hij hem gevonden en neemt het voorzichtig in zijn bek en brengt hem naar zijn baas. Deze controleert of de fazant inderdaad dood is, en hangt hem aan zijn riem, of geeft hem aan een van de drijvers. Op het moment van de ‘tireau’ roep is de gehele groep blijven staan en wacht rustig tot het wild binnen is. Hierna zet de lijn zich weer in beweging na een teken van de jachtleider. Het komt mij zeer geordend over waarbij veiligheid hoog in het vaandel staat. Al spoedig valt mij de rust in het veld op, ondanks dat we een honderdtal meter van de A2 verwijderd zijn. Het moet hier wel een oase van rust voor de dieren zijn. Het is een gebied dat niet toegankelijk is voor het publiek, maar wat eigenlijk vanaf de parallelweg van de A2 grotendeels in te zien is. Het kan dus goed, een autosnelweg en een rustgebied voor dieren, en daarbij een kans voor de landbouw. Ik denk juist door de gebieden met respect op afstand te betreden, de kans aan het wild geeft zich op de juiste manier te ontwikkelen.
Dan wordt er geroepen houtsnip. Door de vermelding van de soort wordt voorkomen, dat er in het enthousiasme per ongeluk op geschoten wordt. Iedereen staat even stil en zegt ja dat is er een.
De houtsnip is een trekvogel, welke niet bejaagd mag worden. Hoe kouder het in het noorden is des te meer er hier naar toe komen. De laatste tientallen jaren, komen ze echter steeds minder voor, want ook in het hoge noorden is deze broedvogel een prooi voor de vos. Sinds het verbod op de vossenjacht is het voor grondbroeders een crime om een nest nakomelingen voort te brengen. De vos heeft zich zo snel vermeerderd, en struint hij nu in grote getale de velden hongerig af, in het voorjaar zoekend naar eieren en later naar alles wat nog niet vliegt. Daarbij komt dat hij een te groot nest jongen heeft, dus Reinaert rent zich suf, om al die bekjes te voederen. En als het veld leeg is komt Reinaert naar de stad, struint vuilnisbakken af, plundert kippenrennen en vogelkooien, en besluit soms zelfs er zijn intrek te gaan nemen. Een niet te onderschatten situatie. De vos is de overbrenger van allerlei ziekten, zoals o.a. hondsdolheid. En als hondsdolheid uitbreekt is Leiden in last. Ook uw gezellige hondje kan dan een vreselijk monster zijn, en iedere hond die besmet wordt zal moeten worden afgemaakt. Redenen te meer om de vossenstand nog meer dan die van de haas of het konijn goed in de hand te houden. Een vos moet tot de verbeelding spreken, en een zeldzaamheid zijn in het veld.
Wij lopen rustig het volgende weiland in. Spoedig valt het eerste schot, een prachtige fazantenhaan. Even verder schrikt de hond een ree op. De jager gebied zijn hond de achtervolging te staken, en tot mijn verwondering luistert deze direct. Het ree draaft door de weide richting het bos, en springt galant over de prikkeldraad en verdwijnt uit het zicht. Het zijn toch van die momenten, dat je even stilstaat en kijkt naar een prachtig dier zo vlak voor je.
.In de aangrenzende weiden schieten we nog een drie tal fazanten. De hazen schijnen vandaag niet thuis te zijn, en ook de konijnen laten verstek gaan. Een enkele duif vliegt over en slaat ijlings links of rechts af, als ze ons in de gaten hebben. Maar het grootste genot is toch de loop door het prachtige landschap.
Dan komen we aan bij een oude ruïne overgroeid door braamstruiken en brandnetels, volgens de jachtleider houden zich hier wellicht konijnen en fazanten schuil. Nadat de hele berg is uitgekampt blijkt de buit een fazant. Wel stuiten we op een dassenburcht, wellicht zijn zij er de oorzaak van dat het wild naar elders is vertrokken. Voor de das is dit een ideale plek, rustig vooral in de avond en nacht, en onder het puin van de ruïne heeft hij van vijanden weinig te duchten.
Wij pakken nog een paar weilanden, waaruit alleen een enkele ree opspringt en besluiten dan via de percelen aan de andere kant van het pad terug te jagen richting ingang. Aan deze kant ligt een heel mooi perceel. Ingezaaid met gerst en niet geoogst. Daar moet haast wel iets zitten, dacht ik. De jagers denken ook dat het hier gaat gebeuren. De lijn wordt opnieuw opgesteld en twee geweren stellen zich op aan de kant van de A2, opdat het wild niet de weg oprent. Zowat halverwege het perceel rennen twee drie reeën weg. Ook klonk het tweemaal tireau en twee prachtige fazanthanen worden geoogst. Voor we het veld verlaten springen nog twee reeën het naastgelegen akker op. Een fascinerend moment. De situatie van het niet zien, gevolgd door een plots oog in oog staan, moet voor mens en dier even onverwacht als spannend zijn, dunkt mij.
Op de terugweg valt nog een enkel schot, maar de oogst is mager. Toch tevreden over de prachtige morgen verlaten wij het jachtveld, laden de fazanten in, toch nog tien stuks, en begeven ons naar de jacht hut voor de lunch.
Zo stil het in het veld was, zo luidruchtig rollen hier de verhalen van de ochtend jacht en die van in goede oude tijden over tafel. De gastvrouw heeft fantastisch gezorgd voor onze inwendige mens en ontvangt met een smile alle complimentjes over al dat heerlijks. Want dit is ook de jacht, het samenzijn, het sociale gebeuren en de belangstelling voor hoe het jou de laatste tijd is vergaan, en niet in het minst het genot, anderen te zien genieten. Ik moet zeggen ondanks dat ik veel buiten ben en veel beweging heb, het jachtveld vermoeiend en hongerig maakt.
Na de lunch gaan we de polder in, voor de hazen en eenden jacht. Fazanten zullen we hier niet veel aantreffen, maar alles kan.
We komen in een uitgestrekt polderlandschap, met in de verte honderden ganzen en eenden, die in groten getale rond vliegen. Op het einde van de drift ligt een wetering (brede sloot), hier verwachten wij_ een paar eenden te schieten. Als we er bijna zijn kiezen de eenden snel het luchtruim, uiteindelijk weten we er een te schieten. De ‘pechvogel’ land aan de andere kant van de wetering. Een van onze honden zwemt direct over om de eend te gaan zoeken, en met hulp van de jager heeft hij dat verbluffend snel gedaan. Om vervolgens het wild bij zijn baasje te apporteren. Ik denk nou die hond zal het koud krijgen van dat frisse water, maar niets is minder waar. De hond schijnt op zijn huid een vetlaag te hebben waardoor hij eigenlijk op zijn vel niet nat wordt. Het enige wat nat wordt zijn de haren, maar deze schud hij eens goed uit en verder gaat de jacht.
De hond vindt het prachtig, hij werkt graag voor zijn baas, is leergierig en wil pas ophouden als hij van vermoeidheid neervalt. Een goede jager heeft twee honden bij zich, een voor de ochtend en een voor de namiddag jacht. Voor de hazenjacht is een goed getrainde hond noodzakelijk. De hond moet perfect luisteren en mag niet meer dan 10 meter voor de jager vooruit lopen, anders loopt hij het risico in het schot van de jager te vallen. Zodra de hond een haas opjaagt moet hij blijven staan en de jager schiet de haas over de hond heen. Is de haas aangeschoten dan roept de jager apport en de hond weet dan dat hij de haas kan gaan halen. Op de reuk vindt hij de haas en brengt hem naar zijn baas.
Met een eend op zak, stellen wij ons op voor de hazendrift. Volgens de jachtleider heeft hij een paar weken geleden een kleine dertig hazen in het jachtveld geteld. Het zal ons dus moeten lukken er een tiental te schieten. Maar na een drietal prachtige jachtvelden voor de haas, is er nog steeds niet een gesignaleerd. Zo lopen we zeker een uur zonder ook maar de lepels(oren) van een haas gezien te hebben.
De jagers snappen er niets van. Dan maar eens aan de andere kant van de weg proberen. Hier is het al niet veel beter. Ik heb dan nog het geluk er een op te jagen, maar ondanks mijn geroep ‘Partout links’, blijft de haas buiten het schot en steekt de weg over om in het perceel waar wij vandaan kwamen, weg te duiken.
Wel zien we nu met regelmaat watersnippen, een kleine vogel die vroeger als een lekkernij gold, maar welke nu niet meer bejaagd mag worden. Ze maken een snipperig geluid totdat ze uit zicht zijn verdwenen. Op het eind van het jachtveld is er nog steeds geen haas geschoten. Er wordt besloten nog een poging te wagen in de volgende serie weidlanden. Volgens de overlevering moet het hier zeker lukken, vorig jaar was dit stuk nog goed voor wel twintig stuks. Nou ik was benieuwd. Met mijn loodzware laarzen sjokte ik weer het veld in. Want in_ een natte kleipolder, of je wilt of niet lap je iedere keer een paar pond klei aan je laarzen en thuisgekomen krijg je het er zomaar niet af. Het herinnerd mij aan vroeger toen ik_ kievietseieren zocht. Ook dikwijls in de polder op die zompige stukken.
Soms zakte je dan zo diep weg, dat je er haast je laars niet meer uitgetrokken kreeg. En dan was je op het eind van de dag ook kei kapot van het gezeul door de modder. Maar wie sport moet er wat voor over hebben.
Het is een pracht gezicht zo in de polder, de wind in de neus en de geur van gras en gier. Want juist in deze tijd hebben de boeren hun gierstekjes weer gevonden. Uiteindelijk jagen we een tweetal hazen op, maar beiden vertrekken iets te voortijdig, waardoor onze jagers geen enkele kans hebben.
Wel stuiten we nog op een klucht patrijzen, waarvan de populatie herstellende is dankzij een beter faunabeheer. Vooralsnog is de jacht op patrijzen verboden en schieten onze jagers deze dus niet. De patrijs heeft een speciale roep en ondanks dat je ze niet ziet hoor je ze dikwijls al van ver.
Uiteindelijk besluiten we om te keren voor de laatste drift. We hadden allemaal zoiets van het wordt niks meer, maar dan in het allerlaatste stukje duikt een haas op en loopt recht in het vizier van een van onze jagers, de middag is gered de schande eraf.
Maar ja het mysterie blijft. Waar zijn die twintig tot dertig hazen gebleven. Wij hebben er in totaal 4 geteld, wat er minstens twintig tot dertig hadden moeten zijn. Heeft de stroper weer
toegeslagen! Het lijkt er verdacht veel op. In de polders wordt veel gestroopt met een zogenaamde whippet. Dit is een soort hazewindhond, die ontzettend hard kan rennen en waartegen de haas het aflegt. Als het donker is wordt de haas met de lichtbak opgespoord en zodra hij in zicht is wordt de hond er op afgestuurd. In enkele avonden wordt een heel jachtgebied leeg gestroopt. De jager die de hele zomer in touw is geweest om zijn jachtgebied te beheren tegen vossen en landbouwmachines, ziet zijn werk in een luttele week teniet gedaan. Een beetje ontmoedigd door het zo weinig aantreffen van de hazen keren wij huiswaarts.
De ontberingen in de polder eisen hun tol en vermoeid proberen wij het polderlandschap van onze laarzen te krabben, om uiteindelijk te denken morgen lossen we dat weer op met een emmer warm water.
Eenmaal bij de jacht hut aangekomen, wordt het tableau gemaakt van de opbrengst van de dag. Alles wordt genoteerd in een soort logboek, en wie wil, kan bij het naar huis gaan wat wild meenemen.
Nu begint een niet geheel onaantrekkelijk deel van de dag, de “afterjacht”. In de jacht hut aangekomen, breken de verhalen los. Hoe prachtig de dag was, jammer van de schrale oogst. Toch tevreden, bezorgt om het stropen, jammer de jacht herstelde zich de laatste jaren zo goed. Dit mede dank zij de goede zorgen van de jagers die ook buiten het jachtseizoen bedrijvig zijn in “hun jachtgebied” om te komen tot een goede en verantwoorde wildstand.
Ook deze groep van jagers draagt daar zeker in hun opvattingen en daadwerkelijke uitvoeringen in bij. De dag wordt door de gastvrouw van de dag besloten met een heerlijke pot ouderwetse zuurkoolstamp en een stevig pilsje, en daarmede maakt zij de jacht dag tot een superdag. Er wordt nog tot in de late uurtjes nagekaart over de genoten dag, afspraken gemaakt voor volgende keren en tevreden en voldaan huiswaarts gekeerd.
Voor mijzelf heb ik een goede indruk gekregen van de jacht, wat hij inhoud, wat de voor en tegens zijn. Wat er zoal moet gebeuren om een goede jacht in stand te houden. Maar ben steeds meer ervan overtuigd dat niet jagen zijn schaduwkanten heeft.
Gerard van Run
Schitterende natuurwandelingen
Gezellig koffie- en theeterras
Mediumdagen
Jeu de Boules banen
Cursussen wichelroede lopen
Huismetingen op straling
Esscheweg 274 A
5262 LH Vught
T 06- 319 49 614
Geopend van maart t/m oktober op vrijdag, zaterdag en zondag.
Groepen kunnen ook buiten deze dagen afspreken.
© 2020 Buitenlust Vught - Privacyverklaring - Website gemaakt door be optimized